Kathleen Parlow
Mozart stierf jong, behoeftig en overwerkt. Hij werd van den arme begraven. Het regende toen men hem naar het kerkhof bracht. De twee huurlingen, die achter zijn lijk liepen, vonden, dat zij te nat werden en gingen een glas drinken achter de trieste ruitjes. Mozart werd zonder getuigen in den grond gestopt en niemand weet, waar hij ligt. En meer dan een eeuw lang verdient men geld aan Mozart: de uitgever, die zijn werken drukt; de winkelier, die ze verkoopt; de violist die levenslang hetzelfde concert speelt; de zangeres, die rondreist met hare parade-aria; de dirigent met zijne parade-ouverture en parade-symphonie; het wonderkind, dat binnen de twee maanden een recette maakt van vijftig duizend gulden, - het sommetje, dat Mozart van de tering zou gered hebben. En er zijn veel Mozarts in de kunstgeschiedenis. Zaterdag 4 October kunnen wij mediteeren over de wijze, waarop wij twee honderd vijftig jaar geleden Rembrandt lieten heengaan in de eeuwigheid.
Ik zou willen weten of er ooit eene betere toekomst zal aanbreken voor die fonteinen van alle goeds. Ik zou Maxim Gorki willen vragen, die zorgt voor de kunst der bolsjewisten, hoe hij zich de plaats van den kunstenaar voorstelt in zijne toekomst-maatschappij. Want het is geen prettig gevoel om bijgedragen te hebben in eene recette van vijftig duizend gulden binnen de twee maanden.
Zij zijn er altijd geweest de virtuozen en nog lang zullen ze tieren, maar ik zal nooit van hen kunnen houden. Ik kan hun bestaan niet verantwoorden tegenover den componist; ik schaam me voor hen tegenover den schilder, den letterkundige, den architect, den dichter, den beeldhouwer, en de andere arbeidzame delvers van schoonheid. Het is misschien wel treurig niet van de virtuozen te kunnen houden, want zij doen hun best, en hun gelaatsmasker verbergt ook niet steeds tevredenheid en geluk. Maar als zij dragelijk zijn, is het alleen omdat zij niets ondragelijks deden ten opzichte van hunne kunst.
Zij zijn altijd onberispelijk en altijd vlekkeloos. Er zal geen noot verongelukken en hoogstens twee keer zal de stok even beven op de snaar. Doch hun medeleven met de muziek gaat nooit verder dan een verzadigd welbehagen en aan de weeke behaaglijkheid wijden zij minstens de helft van een programma. Zij veranderen ook nooit en meenen daarom te kunnen denken, dat er nooit iets verandert. Zij blijven optreden met eene Locatelli-sonate, een concert van Ernst, een serie lievigheidjes en een barcarolle als toegift.
Zoo was Kathleen Parlow; niet anders dan tien jaar, vijf jaar geleden. En zij verbaast zich misschien, dat de zaal niet uitverkocht was, dat het succes plichtmatig bleef in de hartelijkheid, hoewel haar techniek geenszins achteruitging.