Ilona Kabos [Een toccate van Bach-Busoni, Les Adieux van Beethoven, werken van Debussy en Liszt]
Zij kon een tien jaar jongere zuster zijn van Vera Schapira. Zij heeft forsche, kloek-gespierde geweld-armen van dezelfde soort en inhoud als Schapira, armen, die de piano kunnen doen donderen en onweeren als een vol orgel. Zij heeft ook diezelfde harde, rake vingers, rap als kleine toover-mechanieken. Zij heeft dezelfde ostentatieve, onbeschroomde techniek. Zij staat voor niets.
Maar Ilona Kabos is jonger en milder dan Schapira. Zij weet haast geen weg met hare reusachtige, vitale energie. Zij schuimt over van puur physieke levenslust. Als er in Pallieter, behalve de tien andere muziek-instrumenten, die daar bespeeld worden, eene piano voorkwam, zou zij de Pallieteraire pianiste zijn. Want zij slaat dikwijls door en slaat er dus dikwijl naast. Maar dan blijkt zij over een nog zelf-bewuster sans-gêne te beschikken dan d'Albert en Röntgen, die ook weten van er naast slaan, en zoo deert het niemand, behalve den componist. Haar virtuositeit en haar sans gêne zijn beide even wonderbaarlijk. Men proeft overal een sterk en groot ras, een land met lucht-spiegelende toekomst-horizonten, een volk met evenveel brutaliteit als fierheid, met evenveel streberei als schoonheidszin. Het is vreemd, dat er in een natie zoo onvervaard, zoo onbuigbaar en quasi-onoverwinnelijk gespeeld kan worden, na honderd-duizenden dooden, na de nederlaag en na de vernietiging.
Toch - en dit voel ik als zeker - zou Chopin Ilona Kabos niet aangenomen hebben onder zijne leerlingen. Hij zou gezegd hebben: lees eerst de romantici, schrijf ze over en leer ze van buiten vóór ge mijne muziek speelt. Hij zou gezegd hebben: het largo van mijne sonate in b-klein moet klinken als nachtegalen, die tegen elkaar óp-zingen om een vrouwtje voor den zomer. Daar moet aan de piano eene Vox humana ontstijgen. Dat moet den langoureuzen, extatischen en warm-verliefden ondertoon hebben, gelijk een ‘Nacht’ van De Musset. Gij, Ilona Kabos, speelt dit nog veel te veel van uit een zelf-genoegzame, tevreden mechaniek.
Het is zoo. Er ontbreekt Ilona Kabos niets dan eene innerlijke cultuur, welke haar onmiddellijk contact geeft met het diepste en eenvoudigste wezen der meesters. Al wat zij speelt, eene Toccata van Bach-Busoni, - met eene onovertreffelijk ingezette fuga, - les Adieux van Beethoven, Hommage à Rameau en L'Isle joyeuse van Debussy - met verblindend-gele fortissimo's, - de Faust-wals-paraphrase van Liszt - met onbedwingbare rythmen - alles wat Ilona Kabos speelt heeft buitengewoon fameuse hoedanigheden. Maar alles kan en moet een paar graden hooger en aesthetischer geïntoneerd worden, zonder dat 't iets van zijn kracht en werking op het publiek behoeft te verliezen.
Het zal slechts van Ilona Kabos afhangen, of men na twintig, dertig jaar nóg over haar schrijft, en zooveel bloemen reikt als gisteren.