Huberman-Pembaur [Chaconne van Bach, Sonates van Beethoven en Brahms, en Liszt's ‘Franciscus van Paulo’]
De stampvolle zaal werd woelig van bewondering tijdens Liszt's ‘Franciscus van Paulo, die over de golven schrijdt’ en toen het uit was, scheen zij in opstand geraakt. Men woonde dit jaar nog niet zoo'n langdurig en fel opwervelend enthousiasme bij, maar men hoorde ook nog niet zoo'n phenomenaal spel.
Om Liszt te spelen, moet men aan wonderen gelooven, en minstens aan het wonder, dat een pianist door de vingertoppen stroomen en stormen van electriciteit kan zenden naar zijne hoorders. Pembaur gelooft dat en doet het dus, hij gelooft bovendien aan Liszt en hij gelooft waarschijnlijk ook aan Franciscus' preek voor de vogels, aan Franciscus' wandeling over de golven, want uit iedere noot klonk eene groote, warme, toegewijde overtuiging. En toen hij dus het bladgeruisch speelde en de vogelslagen en het armelijke, maar toch mannelijk-teedere recitatief van den prediker, toen hij in het andere stuk de daverende octaven en jagende toonladders klauwde, werd iedereen meegesleept door de kinderlijke, sterke vervoering, door de zachte zangerigheid, door de onbeperkte, reusachtige kracht, door den gloeienden hartstocht van Pembaur.
Zulk spel vult de heele groote zaal. De Chaconne van Bach, die Huberman voordroeg met een alzijdig meesterschap in bouw, in techniek, in kleur, in klaar of donker lichtenden toon, is berekend voor andere emoties, voor eene andere ruimte, en ook de sonaten van Brahms en Beethoven (Kreutzer), welke de twee kunstenaars samenspeelden met een zuiver evenwicht in klank en expressie. Maar de ontroering en de geestdrift schenen dezen avond uit eigen beweging te komen en zelfs in de zware Chaconne was er geen maat, waarbij men niet ademloos betooverd zat.