De Bohemers [Dvorak, Franck en Beethoven]
Wij verlangden naar de Bohemers sinds 1914, doch zij moesten wachten op de stichting van het Tschecho-Slowaksche Rijk (het rijk ook van hùn droomen), vóór zij de grenzen konden open vinden.
En sinds 1914 hoorden wij niet meer zulke ademlooze, ritselende pianissimi, zulke huiverende rusten in het geluid, zoo onbeschrijfbaar van subtiliteit, van ongestoorde klankbeving, van veder-donzen zachtheid. Want wij, hier, weten niet wat een pianissimo is en kennen nauwelijks nog de macht van die hypnotiseerende geluideloosheden, van die sublieme stilten, waarbij men met alle zenuwen zoekt en speurt naar den klank.
Sinds 1914 hoorden wij ook niet meer zulke rythmen: sterk en forsch, òp-veerend, òp-jagend; zangerige rythmen, volmaakt doorsidderd van muziek en van beweging; rythmen, zóó meesleepend en zóó fantastisch gedifferentieerd, zóó levend, dat men zich zou kunnen voorstellen, dat dit quartet een ganschen avond niets zou spelen dan één drieklank in al zijn Boheemsche rythmen van melodieuse rukken, suggestieve deiningen.
Wij hoorden ook niet meer zulk een cellist, die een gezang zoo verrukkelijk fluisterend, zoo amoureus en ver en lief en ontroerend kan spelen als de cellist Ladislaus Zelenka dat deed in 't slot van Dvorak's Lento; wij hoorden ook niet meer zulke celli-pizzicati, goudachtig resoneerend als guitaar-tonen, of donker aansomberend als een doffe trom. Wij hoorden in een quartet niet meer zulk een feilloos-accuraat, noot voor noot bewonderenswaardig en tòch bewogen en vervoerend viool-spel, als dat van den leider Karel Hoffmann; wij hoorden niet meer eene zoo romantische alt, met zoo gevoeligen streek en vingerzettingen, evocatief van verlangende kleur als de alt van Georg Herold; en geen enkel kwartet bezat ooit een tweeden violist gelijk Josef Suk, een kunstenaar, die zijne partijen zulke wonderlijke waarden kan geven. Wij hoorden ook niet meer een samenspel van vier geaccentueerde individualiteiten, die elkander zoo geheel begrijpen, opvangen en aanvullen, van wie het melodisch en harmonisch resultaat een zoo visionair evenwicht vond.
Zij overwonnen weer met dit concert, dat hun 327ste is in Nederland. Zij triomfeerden weer; eerst met een stampvolle zaal en eene uitvoering, die begon met het overreiken van een krans; toen met Dvorak (op. 96), Franck en Beethoven (het derde der Russische). En ik zou géén détail kunnen noemen, waarin zij niet meesterlijk, niet schitterend waren. Welk eene verademing, deze bevrijding der Bohemers, voor de hoorders en voor den criticus!