Maria en Jozef Pembaur [Brahms-piëteit]
Er zijn in dit kleine land twee vertalingen verschenen van Romain Rolland's tiendeligen roman Jean Christophe en de eene gaf zelfs een elfde deel als inleiding tot het zeer lange boek, dat bovendien in 't origineel door honderden gelezen is. Zouden het temperament en de geestesgesteldheid van den nieuwen musicus, dien Rolland beschreef, iets gewijzigd hebben in de Nederlandsche mentaliteit en zou de nieuwe musicus hier levensvatbaar zijn? Jean Christophe is onverzoenlijk anti-Brahms; niet uit partij-drift, maar omdat zijne natuur hem dwingt tegenover de algemeene òn-natuur.
Nederland was altijd pro-Brahms of leek het. Nergens ter wereld kan men in één winter zijne twee ondoorworstelbare piano-concerten hooren behalve hier. Nergens anders zullen de wonderkinderen met eene Brahms-sonate proeven afleggen van hun ernst en gedegenheid. Nergens staan er zóóveel Brahms-liederen op de repertoires der zangeressen als hier. Nergens wordt hij zoo braaf en trouw gecopieerd als door den directeur van ons eerste conservatorium. Ons land bracht de ‘Brahms-priesteres’ Elly Ney voort. Alleen hier, en in een paar Duitsche steden, waagt men zich aan een Brahms-avond.
Dat verflauwt en dat schijnt uit te zijn, zou ik willen concludeeren na het Brahms-concert van Jozef Pembaur, die optrad voor de slechtst bezette zaal van deze campagne. Dat moet ook wel uit zijn. Want, als iets verdient te vallen in de algemeene omverwerping der schijn-waarden, dan is het Brahms. En dezen avond wenschte ik van Rolland's roman meer goeds gezegd te hebben dan ik vroeger zei. Ter wille van Jean Christophe, die onverzoenlijk anti-Brahms is, een zijner beste eigenschappen. Er verdween veel in de altijddurende gedaantewisselingen der muziek en veel kostbaars verdween. Ik hoop te beleven, dat de figuur Brahms voorgoed van den horizon geschrapt wordt. Dan hebben ook anderen eens een kostbaar verlies.
Pembaur veranderde niet. Hij speelt nog met zijne zelfde devotie en zijn zelfde allures van vromen koorknaap de gekoperde accoorden. Zijne piano zingt nog dezelfde herfst-roode sonoriteiten. Hij is nog een phenomeen van donker-gloeiend, nerveus en eenzijdig appassionato in toon en voordracht. Hij is nog een der zeer weinige animistische pianisten, die door het doode klavier een siddering van ziel en leven kunnen zenden.
Maar in zijne Brahms-piëteit is hij extravagant geweest door de vier Balladen te spelen met alle voorgeschreven herhalingen; extravagant door Brahms' poëzieën en expressies, soms ook quasi-modernismen, op te dringen, welke hij liever miste en die hem nog emphatischer maken dan hij is. Het extravagantst was hij door met zijne vrouw (wier groote vleugel zijn klein instrument hinderlijk overstemde) de eentonige en inhoudlooze variaties voor te dragen op het St. Anthoni-choraal van Haydn, dat Brahms in zulke hyper-clericale accenten laat ontpoppen.
Naar de sonate opus 5 kon ik toen niet meer nieuwsgierig zijn.