J.P. Sweelinck [Achtste Lustrum van het Amsterdamsch Studenten Muziekgezelschap
Het Amsterdamsche Studenten Muziekgezelschap Jan Pieterszoon Sweelinck vierde zijn Achtste Lustrum Dinsdag met een inter-academialen quartetten-wedstrijd, gisteren met eene zelfstandige, autogene uitvoering in de kleine zaal van het Concertgebouw. Bij het concours der strijkkwartetten, waar Herman Leydensdorff, Thom. Cavinez en Evert Cornelis de jury vormden, haalde Delft den eersten, Amsterdam den tweeden prijs. Het verplichte nummer was 't eerste deel van Beethovens opus 18 no. 4; als quartet naar keuze kwam Delft met Cesar Franck, Amsterdam met Dvorak. Ik hoorde als weerklank van de jury zelf, dat de muzikale resultaten van dit amateurs-spel opmerkelijk en verrassend waren.
De uitvoering van gisteravond gaf een gelijksoortige uitkomst. Men stond verwonderd over zooveel schoonheidszin, vlotte beheersching der technische moeilijkheden, de bewegingsvrijheid in elke muziek, de oude en de nieuwe. Het is merkwaardig, dat men uit een enkel academisch centrum zulk een compleet en voortreffelijk strijkorchest kan halen. De qualiteit van klank, van ensemble, van expressie, zoowel in het bekende Concerto Grosso van Corelli (dat zulke pastorale en elegische innigheden bevat en gaarne in de buurt van Kerstmis gespeeld wordt) als in de begeleidingen van Bach's d-moll piano-concert, de superieure Golden Sonate van Purcell, (welke geschreven werd toen Händel en Bach tien jaar waren en die Händel en Bach beiden evenaart, ja overtreft in melodieuse, harmonische en rythmische activiteit) - de muzikale stuwkracht en technische afronding van het dilettanten-strijkorchest was in deze antieke werken even aannemelijk en verdienstelijk als in de twee Danses (sacrée et profane) van Debussy. Ik moet zelfs zeggen boeiend. Want vooral Debussy stroomde warmte uit en groote liefde jegens de levenskrachtige en edele eigenschappen van dit werk, dat sinds 1912 niet meer te Amsterdam is uitgevoerd.
De oude Amsterdamsche kooplieden hebben voor den organist en componist Jan Pieterszoon Sweelinck de beschermende vriendelijkheid gehad om eene geldsom voor hem te beleggen en op z'n voordeeligst te exploiteeren. Het muziekgezelschap, dat zijn beroemden naam draagt, wilde zich onder leiding van een jong kunstenaar stellen en zet voort in het heden, wat de oude Amsterdammers tot eer strekte. Het koos Hendrik Andriessen (den jongeren broeder van Willem), die als dirigent debuteerde met jonge, onstuimige opvattingen, met eene drift, die de sonoriteit over 't algemeen wel opdreef, en, in verband met de draagwijdte der piano, uit haar evenwicht wierp, maar die muziek en voordracht interessant genoeg maakte.
Bach's piano-concert werd door mej. Olga Elias weergegeven met eene vingervaardigheid, welke het werk aankon. Turina's Andalousische dansen stonden op de grens van haar kunnen, doch ook hier mag zij gememoreerd worden als een uitstekende pianiste. De heer Goudsmit speelde de klavierpartijen van Corelli en Purcell even accuraat en zeker als Ch. Mendes de Leon, J.H. Thiel en H. Rümke de obligaat-violen. J. Tas was in Debussy's Dansen aan de piano een aandachtig en zeer handig vertolker.
Men begon en sloot met Io vivat, gezongen en gespeeld. Daartusschen lag de muziek, kwamen ontelbare bloemen en tientallen kransen, met de wederzijdsche toespraken. Waarop de zaal ontruimd werd voor andere danses, sacrées et profanes.