Mahler's Zevende
Het zal niet anders kunnen of na het permanente Mahler-feest der laatste twee winters moet geschreven worden wat Mahler voor ons was en is. In muziek wordt nooit iets definitiefs bereikt, en zij heeft het bijzondere fatum, dat al het jonge, waardoor zij zich vermeerdert, het oude vermindert. Zelfs te midden der algemeene stagnatie, den grooten chaos, kunnen wij niet gelooven, dat bij Mahler's dood, die reeds acht jaar terug ligt, de ontwikkeling der muziek zou hebben stilgehouden. Voor den tijd van nà den oorlog, voor de toekomst, welke zich langzaam opent, voor de nieuwe philosophie, de nieuwe staats-orde, de nieuwe maatschappij zal Mahler niet de eerste verkondiger zijn, voor deze nieuwe aarde van menschen en dingen zal hij een ancien régime vertegenwoordigen, waarvan nog niet vaststaat, of het zich naast de omgewentelde aanschouwingen overeind en levend zal kunnen houden. Mahler werkte met gevoelswaarden van eene wereld en een menschdom, die onherstelbaar voorbij schijnen, en de wijze waarop hij met de gevoelswaarden werkte is dikwijls zeer aanvechtbaar. De studie, waarmee dit moet worden aangetoond, overschrijdt de ruimte en den tijd, welke beschikbaar is voor eene critiek, laat ik me dus voorloopig bepalen tot de uitvoering.
Men hoorde groote en phenomenale dingen in de reproductie der Zevende Symphonie. De strijkers waren oneindig gedifferentieerd van den fabelachtigsten glans tot het meest verhulde, schemer-zachtste gezang. De natuur-stemmen der houtblazers, de hoorns in alle kleuren, het koper, van zijn daverendste vermiljoen tot zijn diabolieke pianissimo's, de trompetten, die in de geïmmensifieerde tutti ten laatste klinken als fluiten, de tutti zelf, verbijsterend van expansieve geluidsdonders en orgiastisch geschreeuw, die heele breed uitwaaierende groep van kunstenaars, met den concertmeester Zimmermann, wiens viool mystieke zoetheden speelde als in een zomerdroom, was grandioos en onwaardeerbaar. Mengelberg dirigeerde met zijne geniale muzikaliteit, de drie midden-deelen poëtiseerend tot onvergetelijke romantiek, met zijne onvermoeibare energie en zijn zeer constructieven geest, die de twee hoekdeelen overzichtelijk exposeerde, hun de bewogenheid de klank-staatsie gaf, welke zij vergen.