Amsterdamsche Kunstkring [Muziek van Roland Marais en Ariosti uitgevoerd op viola d'amore en viola da gamba - werken voor harp van Poenitz en Hasselmans - Haagsch Strijkkwartet in Mozart en Dvorak]
De vertooning met de ‘Viola da gamba’ en de ‘Viola d'amore’ was niet de aangenaamste kant dezer uitvoering. Men had de fout gemaakt om de twee antieke instrumenten, die beide ruischen in vreemde, zoete schalmeiingen te doen begeleiden door de moderne piano. Dat accordeert niet. Er is geen gelijkvloerscher klank denkbaar, dan een droog en schoolmeesterachtig uitgewerkte basso continuo op een hedendaagschen vleugel, vooral wanneer de accoorden vlak en zonder verband naast elkaar geplakt worden door den accompagnateur Hubert Cuypers, die soms wonderbaarlijk onthecht van alle aardsche of hemelsche muzikaliteit kan optreden. Zoo suggestief en droomenrijk de piano zingt voor Chopin, Debussy, Beethoven, zoo obligaat terugstootend en dor rammelt ze in werk der achttiende-eeuwers. Hoe waagt men dus de inconsequentie om de weeke, fluweelige, altijd omfloerste viola d'amore, of de viola da gamba, violoncel waarbij eene elegische Engelsche hoorn meeneuriet, te doen herleven op zulken kwalijk sympathiseerenden achtergrond? Het resultaat was wederom, dat de muziek van Roland Marais en Ariosti klonk, alsof de auteurs behoorden tot een ras van doodbidders. Zij verveelden, wat niet in hunne bedoeling lag, en wat zonder twijfel de meest volmaakte negatie is van het karakter der achttiende eeuw.
Ook het harpspel van mej. Olga Wolkotte, die pas onlangs als tweede harpiste verscheen in het Concertgebouw-orchest, was niet aanlokkelijk. Zij beheerscht het technische apparaat voldoende, doch de goede smaak kan niet gedoogen, dat de harp zoo harpijig en ruw, zoo zonder piëteit of respect, onpoëtisch, hard en knetterend, vervaarlijk en rinkelend met honderd bijgeluiden getokkeld wordt. Een harpglissando mag werkelijk niet doen denken aan een waschbord, aan glas, dat te gruizel vliegt, flageoletten mogen niet klinken, alsof ze gemaakt worden op slecht hout, en vóór mej. Olga Wolkotte optrad met de ‘Nordische Ballade’ van Poenitz met ‘Gitana’ van Hasselmans (in café-concert-accenten vertolkt trouwens) had zij zich dienen te acclimatiseeren aan den betrouwbaren smaak van ons, die gewend zijn aan Klicka, mevr. Fischer en mevr. Rosa Spier.
Maar de schoonheid van den avond, eerst het boeiende, toen het meesleepende, werd ons nog overvloedig genoeg geven door ‘Het Haagsch Strijkkwartet’ met Mozart en Dvorak. Swaap, Adolph Pot, Jan Devert (ook viola d'amore) en Charles van Isterdael (ook viola da gamba), speelden vooral Dvorak met een veroverend entrain, met een gloed en bezieling, waarbij men ademloos werd. Dvorak werd gewaardeerd met het enthusiasme en de stille [bezon]kenheid van allen; Mozart met [krant beschadigd] een krans.