Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHet probleem der solistenDe tijd schijnt te naderen, dat de ‘solist’ zal worden opgenomen in het orchest, en zij, die zich bezighouden met de reorganisatie, de veredeling, men zou willen zeggen de vermenschelijking van het muziek-leven, moeten hunne aandacht wijden, dunkt mij, aan de vraag hoe de uniformeering van orchest en solist het best bespoedigd kan worden. Het idee ‘solist’ is zoowel in maatschappelijk als in artistiek opzicht verouderd en heeft afgedaan. De werken, waarbij men inderdaad kan spreken van een ‘solist’ zijn niet meer vertoonbaar wegens hunne leegte, oppervlakkigheid en versleten trucs, terwijl de meesters, die solo-instrumenten aanwendden, alleen reeds door hunne natuurlijke behartiging der onderlinge proporties elke gedachte aan solisterij uitsluiten. Dat is aesthetisch en dat is normaal. Het behoeft alleen gesanctioneerd te worden door de practijk. Men zou uit kunnen gaan van deze vergelijking: Evenmin als Verkade voor de Koopman van Venetië, Royaards voor Cyrano de Bergerac, Heyermans voor de Wijze Kater, telkens een ander speler engageeren voor de hoofdrollen, evenmin behoeft men telkens te verwisselen van hoofdrol voor een concert van Mozart en Beethoven. Men kan gemakkelijk verder gaan. Bouwmeester, Laroche, Musch, Royaards spelen ieder tien, twintig hoofdrollen zonder merkbaar individueel uit 't ensemble te vallen hunner vier gezelschappen en zonder hun publiek te vervelen. Men kan zich in dit verband dus voorstellen, dat er aan het Concertgebouw één pianistGa naar voetnoot1) verbonden zou zijn voor het spelen der concerten. Ieder weet, dat alle optredende ‘solisten’ de gangbare stukken in de vingers hebben. Ieder weet ook, dat er niet zooveel gangbare stukken meer zijn op dit gebied. Aan deze regeling zouden noemenswaardige, aanzienlijke voordeelen verbonden zijn. In de eerste plaats kon uitgemaakt worden, welke werken standhouden dank zij hunne integrale waarde, en welke werken artificieel in 't leven blijven, dank zij de bijkomstige aantrekkelijkheden van, laten wij zeggen, het schaap met de vijf pooten. Die schifting is heden nog niet overbodig. Als gevolg van dezen toestand zouden uit de schoonheidswaardeering, uit de muziek-beoefening alle factoren geëlimineerd worden, welke iedereen, zoodra het een waarachtig kunstwerk geldt, voelt als minderwaardig en belemmerend. Voorts zou men een rechtvaardiger en juister verhouding bereikt hebben tusschen den ‘solist’ en de andere medewerkers. Het kan niet genoeg onderstreept worden, dat een hoornist, een fagottist, een fluitist, een hoboïst (etc.) in geen enkel opzicht minder voortreffelijkheid hebben dan de als solist functionneerende pianist. Kunstenaar zijn is voor elk instrument even moeilijk. Ten laatste zou het budget eener concert-instelling gevoelig verlicht worden, want de in verband met hunne beteekenis en hunne werkzaamheid absurde honoreeringen zouden onmiddelijk een einde nemen. Het gewichtste blijft echter, dat de muziek voortaan alleen beoefend zou worden ter wille van de muziek. De solisten zelf zouden bij zulke regeling welvaren. Zij bevinden zich nu met hunne duizenden en slagen er niet in zich van elkaar te onderscheiden. ‘Sterren’ zijn er niet meer, er is enkel nog een melkweg. Hier in Amsterdam worden ze gelijkelijk gevierd: men roept allen zonder uitzondering drie-maal terug, in exceptioneele gevallen drie-en-een-halve-maal. Hef den stand op en de duizenden eminente producten der blijkbaar uitstekend nivelleerende conservatoria krijgen een kans om zich opnieuw te splitsen. Op 't oogenblik vormen zij een groep, die alleen nog uit kracht der gewoonte geniet van verjaarde rechten. Een deel van het publiek zal zich in 't begin waarschijnlijk verzetten tegen de afschaffing zijner solisten, maar de ontwikkeling van dat publiek, zijne liefde voor de eigenlijke muziek (welke liefde men zal kunnen toetsen) zijne psychische waarde zullen er slechts baten bij vinden. Gelijk dit publiek zich overigens wende aan andere maatschappelijke gelijkstellingen en billijke vereffeningen, zoo zal het zich zonder twijfel snel aanpassen bij deze hervorming. Dit alles worde toegelicht door 't herhaalde optreden van Leonid Kreutzer, die in een korte tijdsruimte zesmaal ‘solist’ was en niets van de gewone belangstelling en 't gewone succes inboette. Men kan buiten beschouwing laten of het artistiek beter kon, het kon in elk geval billijker en zuiniger. Dit alles worde verder toegelicht door de uitvoering van Strauss' Don Quixote op verleden Donderdag, waarbij ieder aanvoerder der orchest-afdeelingen op werkelijk bewonderenswaardige wijze speelde als ‘solist’. Het probleem en zijne oplossing mogen dus overwogen worden, vooral naar aanleiding van een seizoen als het huidige, dat overstelpt met een menigte van solisten, onder wie men te vergeefs zoekt naar een persoonlijkheid, welke de eer en de kosten, zooals de traditie ze vaststelde, verdient. |
|