Stephan Partos [Concert dramatique van Jenö Hubay]
Waarom is het wonderlijker, dat een kind goed viool speelt en met normaal-menschelijke gevoelens Beethoven of Franck uitzingt, dan dat het de eigenschappen van een cubus, een parallelogram begrijpt of Grieksche onregelmatige werkwoorden kan vervoegen? Dit verdient onderzocht te worden. Het lijkt ook de moeite waard om te onderzoeken, wat de reden is, dat de officieele muziekwereld zoo wrang denkt over de jonge triomfators. Ik geloof, dat de beschaving volmaakter zal zijn, wanneer de term ‘wonderkind’ klinkt als een herinnering aan barbaren-tijden. Het is zoo simpel. Een kind, dat altijd een ziel heeft, krijgt vroeg eene viool in handen, oefent zich, en gelijk Sophocles, zoon van een Atheenschen wapensmid, op zijn zestiende jaar offer-danste en de reien voerde ter gelegenheid van de zege bij Salamis, zoo speelt een moderne knaap op zijn zestiende jaar het viool-concert van Beethoven. Dat moet voor de hand liggen en zoolang dit ‘wonderlijk’ schijnt, zullen het onderwijs en de algemeene opvoeding niet deugen. Er was immers ook een tijd, dat men in Italië op zijn zeventiende, achttiende jaar begon als opera-componist en die bewegingsvrijheid van de jeugd bracht een Rossini, een Verdi voort.
Ik kan mij voorstellen, dat er eene actie begonnen zou worden tegen Stephan Partos, die beslag blijft leggen op onze spaarzame muziek-zalen en anderen de gelegenheid om op te treden ontneemt. Dan zou ik aan de zijde staan van Partos en het publiek dat hem vereert. Want er zijn verschillende spelers te noemen, die met al hun gewichtigheid, stijl, techniek, quasi-superioriteit, niet de waarde, de zelf-beheersching, de kunst, de natuurlijkheid bereiken van Partos, terwijl zij tienmaal ijdeler en verwaander zijn. Ik zou het opnemen voor Partos en zijn bewonderaars, ook al kan men niet weten wat hij worden zal, (wat gaat ons dat aan!) en al bewijst eene verschijning gelijk hij te weinig diensten aan de levende muziek.
Ja, hij had wel éér eene noviteit kunnen geven dan gisteravond, en ook wel een, die duidelijker boven het virtuozen-repertoire reikte, dan het ‘Concert dramatique’ van zijn leeraar Hubay. Dit concert is melodieus, spreekt onmiddellijk aan, sleept mee tot een roes, heeft schitterende passages voor een melancholisch-donkere, ruige, rulle g-snaar (prachtig!), heeft de zigeunerende dubbelgrepen en de romantisch vogelende flageoletten, het is een concert voor 't effect. Maar voor zulk een werk zijn wij eigenlijk te wijs geworden, al laten we ons vervoeren. En het zou beter zijn als een jonge triomfator, zonder dat iemand 't wonderlijk vond, een edeler schoonheid diende. Gelijk in de romans van Louis Couperus!