Emil Telmanyi [Tweede vioolsonate van Carl Nielsen]
Van den Deenschen componist Carl Nielsen herinner ik me uit 't voorjaar 1912 eene ‘Symphonia espansiva’. De auteur was aangekondigd met de groote trom van een conservatoriumdirecteur en viel tegen. Dit lag bijna voor de hand. Want de artistieke richtingen van dezen conservatorium-directeur behooren tot de zeer ouderwetsche en een componist, die extra vermeldt dat zijne muziek expansief is, kan moeilijk meevallen. Nielsen rekent men tot de soort, van wie eenmaal het wachtwoord gegeven werd, ‘dat zij niet tot de menigte komen, maar de menigte laten komen tot hen’. Zij spelen zoo het fabeltje van Mahomed met den berg. De berg verplaatst zich nooit, daar dit zijn rol niet is, en de menigte bekommert zich nooit om de aesthetiseerende houdingen van een kunstenaar, doch om zijn psychische kracht. Alleen om zijn psychische kracht en daarmee voert een kunstenaar èlke menigte in zijn helle-cirkels, op zijn louteringsberg, op naar zijn paradijs. En wanneer een werk als Nielsen's tweede viool-sonate, die, manuscript nog, gisteren geïntroduceerd werd door Emil Telmanyi en Sandor Vas op een waarlijk voortreffelijke wijze, evenmin verovert als indertijd de ‘Symphonia espansiva’, dan ligt dit niet aan de ontoereikendheid der ‘menigte’ of aan de superioriteit van de auteursziel. Elke beschouwing, elk wachtwoord over die factoren is bedriegelijke frase, welke alleen dient om te korten en gebreken te idealiseeren. Nielsen is een degelijk, conscientieus talent, een goed vakman met veel kennis en met eclectische neigingen, doch slechts een halve persoonlijkheid. Hij schrijft in deze viool-sonate voortdurend serieuze en ook bekoorlijke passages, men kan er vele zakelijke dingen waardeeren in de factuur, in de piano-partij, in de vioolbehandeling. Hij raakt echter nergens over het doode punt, over de scheidslijn, waar alle zakelijke waardeeringen zich verwijden tot verraste bewondering. In ieder der drie deelen zijn
verstrooide pogingen om te stijgen tot de inventie, tot het onbekende, tot het muzikale dus. Maar met de inventie, het onbekende, het muzikale moet men beginnen. Wanneer zijne heele sonate was opgebouwd in den vrijen geest der curieuse finale van 't laatste deel, dan zou zijn werk tot eene sterke en goede muziek hebben kunnen groeien. Gelijk het nu werd, kwam het niet hooger dan min of meer academische arbeid.
Emil Telmanyi is ondanks zijn betrekkelijk jongen leeftijd (26?) een van de allerbekwaamste en ernstigste violisten. Zijne even lenige als gespierde stokvoering is absoluut meesterlijk. Bij geen enkel ander violist hoort men de a- en d-snaren zoo individueel van kleur en met zooveel coloristisch inzicht bespeeld, geïnstrumenteerd zou men haast zeggen. Zijne linkerhand-techniek is geacheveerd tot het virtuose. Telmanyi is ook in zijne opvattingen buitengewoon bekwaam, bezonnen en ernstig. Hij geeft alles met eene kinderlijke en naieve piëteit, met eene piëteit, welke alleen ten opzichte der viool over 't algemeen hartstochtelijk wordt. Zijne voordracht schijnt tegenwoordig ook enkel uit te gaan van de viool. Zooals Telmanyi Bach's a-mineur-sonate opvat, ziet alleen de violist ze, die slechts violist wil zijn! Enkel een fanatiek violist speelt Mozart, Martini, Leclair, Porpora (populaire stukjes pour la bonne bouche) in één soort toon, in één soort streek, in één soort van globale stemming. Dat lijkt mij op 't oogenblik Telmanyi's zwakke zijde. Hij speelt volgens eene schablone, welke door de critici gesanctionneerd, door de meeste violisten wordt toegepast, maar die men toch te machteloos en onbevredigend vindt om er als groot violist mee door het leven te gaan.