Angèle Simonart [Beethoven op. 110 en op. 111, Debussy]
Wanneer men Angèle Simonart in hare kinderlijke krullende blondheid ziet optreden, denkt men eerst aan zoo'n tamboerijn-spelenden engel van Fra Angelico, of aan wolkige metgezellen eener raphaëlitische Caecilia; wanneer men Angèle Simonart bij geluk hoort aanvangen met fluisterende accoorden, denkt men nog aan de levende uitbeelding eener ‘Fille aux cheveux de lin’, romantisch droomende spinster; zij strooit de zachte klanken als bloemen en het geluid heeft onbestemde zwevingen van herfstdraden. Maar wanneer men Angèle Simonart een kwartier, een half uur, een uur meemaakt en haar rijp en groen ziet mengelen met een volstrekt stuurlooze grilligheid, met een volslagen gemis aan critisch bewustzijn, dan blijft er van alle gewenschte droomen en aureolen niets over dan de eenvoudige, onvervaarde bekwame en oppervlakkige piano-juffrouw. De superieure piano-juffrouw, die voortdurend de vrijmoedigheid heeft 't ons voor te stellen, alsof Beethoven in zijn loopjes een paar noten vergat; die met een enkele handbeweging aan 't eerste deel der as-dur-sonate (110) aan deze allerheiligste melodie de vervaarlijke banaliteit kan geven eener inblazing van Köhler, den bekenden piano-Köhler; die de variaties van 111, deze verheven adoraties van klank, uitbeeldt in een bijna perpetuum mobile hobbelpaard-rhythme en ze draven doet als dolle, narrige cavalcades.
De superieure piano-juffrouw, die er nooit voor terug-deinst zich te vergissen, zich impertinente vrijheden te veroorloven in de voordracht, in het pedaal-gebruik, in het tempo, in den tekst, kortom, de gebreveteerde, puike leerlingen, die, na stapels van studies doorworsteld te hebben, geen meesterwerk kan aanraken zonder het radicaal te verknoeien.
Wat Angèle Simonart van Debussy terecht bracht, ging alle perken te buiten en alle beschrijving te boven. Dat was nog tienmaal slechter dan Beethoven en daar werd men wezenloos van. Zoo averechts zag men Debussy nog door geen sterveling vertolkt en het was heel triest te moeten ervaren aan welke hulpelooze ontwrichtingen kunststukken soms bloot-staan.
Het eenige goede dus, dat ik van Angèle Simonart hoorde, was het milde, vlokkige geluid, dat zij strooide als bloemen en dat onbestemd zweefde als herfstdraden. Wanneer de pianiste het ernstig meent met de muziek, moet zij van uit dat accent haar stijl en haar persoonlijkheid zeer voorzichtig en zeer consequent gaan opbouwen. En, op dit na alles, letterlijk alles, herzien, verbeteren, redden.