Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd[Vioolconcerten van Bach (BWV 1042) en Mendelssohn (solist Alexander Schmuller), Franck Symphonie o.l.v. Willem Mengelberg]Na Stephan Partos en na Bronislaw HubermanGa naar voetnoot1) viel het Alexander Schmuller moeilijk om eigenschappen te vertoonen, waaraan men houvast heeft voor bewonderingen. Bij de ongerepte, jeugd-warme natuurlijkheid van Partos, bij Huberman's diabolieke en tyranniseerende overwinningszekerheid vergeleken, maakt Schmuller's voordracht den indruk van egale, gematigde conservatorium-virtuositeit. Na Partos en Huberman lijkt Schmuller een violisten-verschijning, die geen contouren genoeg heeft om gedefinieerd te worden, een voortreffelijk speler met een fraaien maar wat gladden en te weinig gefantaseerden toon. Ik schreef vroeger reeds, dat zijn Paganini-uiterlijk niet in harmonie is met zijne min of meer schoolsche en geäpolliniseerde vertolkingen. Zijn reproductie van het tweede Bach- en het Mendelssohn-concert zouden ondertusschen zeer verdienstelijk geweest zijn, wanneer hij zich in de snelle deelen soepeler had kunnen voegen naar Mengelberg's tempo's en intenties, in de allegro's oneffenheden handiger had kunnen vermijden. Het best was hij in 't Adagio van Bach, te midden der melodieus verheven stilheid van het orchest, en in Mendelssohn's Andante. Mengelberg dirigeerde vier zeer genoeglijke ‘Duitsche dansen’ van Mozart, welke met een doorzichtiger instrumentatie aan karakter en argeloosheid gewonnen zouden hebben. Hij eindigde met de symphonie van Franck, waar hij zich groot, meesleepend en monumentaal uitsprak in de brillante gedeelten, maar in de meditatieve en weeke passages niet het juiste accent trof. Franck deed me nooit zoo overmatig denken aan Mendelssohn als gisteren. De uitvoering was bovendien lang niet gedetailleerd genoeg, hetgeen verholpen kan worden, wanneer Mengelberg aan dit werk ook maar de helft der intensiteit, de helft van de technische en geestelijke belangstelling wilde schenken, welke hij verspilt o.a. aan de Vierde van Tschaikowsky. Franck schijnt mij dit waard te zijn. |
|