Tweede Middenstandsconcert [Mozart en Dukas door Evert Cornelis]
Daar ik bij de eerste uitvoering dezer serie, die zoo'n ongelukkig verloop had, niet aanwezig kon zijn, moest ik enkele opmerkingen van practischen aard achterwege laten tot heden.
Ik ben in administratieve zaken geen vakkundige, doch zou om eene psychologische reden den naam ‘Middenstandsconcert’ nooit gekozen hebben. Die naam plaatst te midden der sociale actie; die naam ontneemt alle illusie, zonder twijfel, omdat er nog nimmer ter wereld illusies verbonden werden aan dien naam; die naam is onlyrisch, onmuzikaal, ja, in ieder opzicht zelfs een tikje smakeloos.
Hoewel ik in administratieve zaken geen vak-kundige ben, zou ik den prijs der ‘Middenstandsconcerten’ anders gesteld hebben. Want wegens den prijs verdienen deze uitvoeringen hun leelijken, onmuzikalen naam allerminst. Iedereen immers, kan uitrekenen, dat de doorsnee-prijs van een Abonnement-A-Concertgebouw lager is dan wat men voor deze serie-van-vijf vraagt. Het verschil zit alleen hierin, dat de ‘middenstand’ stilzwijgend geacht wordt wèl f 7.50 te kunnen neertellen, doch geen Abonnement-A. Mijne psychologie zal wel juist zijn, wanneer ik vermoed, dat zeer weinigen onder dat juk door willen.
Als men mijn meening gevraagd had van dilettant in administratieve zaken, zou ik gezegd hebben: Noem de uitvoeringen ‘Maandag-Concerten’. Geef een reeks van 10; dat is de moeite waard om zich te abonneeren. Stel den entree-prijs op hoogstens één gulden. Ik geloof dat er dan gerekend kan worden op een volle zaal en een globale recette van f 20.000.
Laat bij die reeks aansluiten eenzelfde serie van ‘Dinsdag-Concerten’, b.v. voor een prijs van hoogstens f 0.50. Zorg voor interessante programma's, voor goed verzorgde vertolkingen, en ik geloof, dat er ook dan nog gerekend kan worden op volle zalen en een globale recette van f 10.000.
Met die twee sommen zouden heel wat reizen kunnen vervallen. Er zou tegelijkertijd eene schoone en bereikbare democratische zaak mee gediend zijn. Men zou een groote leemte aanvullen, want ‘het volk’ van Amsterdam wordt nog steeds zeer spaarzaam en zeer achteloos voorzien van muziek, vooral des winters. Men zou de Gemeente dan met alle recht kunnen verzoeken om bij te dragen in een garantiefonds, dat het risico der afgezegde buitensteedsche concerten moet dekken.
Nu zijn de ‘Middenstandsconcerten’ een volslagen fiasco geworden en nu dreigt het gevaar, dat men zal terugschrikken voor een beter berekende proefneming. Wij moeten dit verhoeden. En ik geloof, dat ook deze détails der Concertgebouw-exploitatie (de volksconcerten) zeer ernstig en grondig moeten besproken worden in den Gemeenteraad. Dat is de kortste weg. Want als ik mij rechtstreeks wend tot het Concertgebouw, laat men mij nog twee à drie jaar schrijven en bij dit onderwerp zou eentonigheid moeilijk te vermijden zijn.
* * *
Hoewel de zaal bij deze tweede uitvoering onder Evert Cornelis aanzienlijk beter bezet was dan bij de eerste onder Cornelis Dopper, kon ook dit concert om bovenvermelde redenen geen financieel succes worden. De artistieke successen waren echter des te gewichtiger.
Sinds lang hoorde ik Mozart's goddelijke en amoureuze verbeeldingen niet zoo nabij en zoo onmiddellijk ontroerend als onder het andante der a-majeur-symphonie. Het speelde in die droomerige schemers der zomer-avonden en uit elken klank vloeide teederheid en heerlijkheid van liefde, zoo zweefde deze muziek ons aan in een waas en in een toon van ongerepte en diviene mijmering.
Ik hoorde ‘La Péri’ van Dukas ook voor 't eerst in de ware gedaante en ware accenten; die zijn: verpoeierd gerucht en exuberante stringendo's; fantastische opvlammingen van geluid; suggesties van kleur en onbeperkte toovers van klank; deinend, dóór-veerend, méé-voerend of op-jagend rythme van menschelijke gestalten, met alle hypnosen der moderne danskunst voelbaar in de muziek; licht en passie en heroiek en sensualiteit en oriëntaalsch fanatisme en pracht en zinnelijke met bovenzinnelijke schoonheid in de muziek, in de wel-overwogen, evenredige constructie, in den klank, in het spel, in de lucht, in den hoorder, in alle zintuigen van den hoorder. Dat was van Evert Cornelis en van het orchest een grandioze, zeldzame en onvergetelijke ontplooiing van al hun psychische waarden, van al hun kostbare persoonlijkheid.
Wat Cornelis' klein orchest betreft, gelijk hij 't gebruikt in Mozart, zou ik den dirigent willen raden: neem één contra-bas minder en vraag den hoornisten om géén ventiel-hoorns te gebruiken, doch natuur-instrumenten. Dan is het volmaakte bereikt en dit volmaakte zal ondanks de groote zaal, merkwaardig, boeiend en verrukkelijk zijn.