Het Concertgebouw-conflict – Incidenten tijdens het Zondagmiddagconcert – Manifestaties voor Vermeulen
[verslag door Telegraaf-medewerker B. Peereboom:]
Toen gistermiddag de bezoekers van het Concertgebouw voor het gebouw aankwamen, hadden daar twee mannen met een pak gele strooibiljetten aan den ingang postgevat; onafgebroken klonk hun kreet: ‘Het conflict-Vermeulen!’ Alle bezoekers gingen de deur binnen onder het lezen van dit biljet, dat den volgenden inhoud had
'Bezoekers van het Concertgebouw!
De ondergeteekende kunstenaars, overtuigd namens velen te mogen handelen, verzoeken heden met het volgende wel rekening te willen houden:
De onbetwistbaar minderwaardige dirigent en nog minder waardige componist Cornelis Dopper oefent sinds jaren een bedenkelijken invloed op het Nederlandsche openbare muziekleven uit, niet alleen omdat hij als dirigent niet behoort waar hij is – in het Concertgebouw – waar hij de plaats inneemt van bekwamer personen, maar ook omdat zijn composities niet behooren, waar hij die brengt – in het Concertgebouw – waar zij de plaats innemen van belangrijker werken.
De onbetwistbaar minderwaardige dirigent en nog minder waardige componist Cornelis Dopper laat thans door het bestuur en den aanhang dezer instelling den "lastigen" persoon en…… zéér "lastigen" criticus Matthijs Vermeulen – naast Brandts-Buys van het "U.D." de kundigste in Nederland – den toegang tot de concerten hier en elders (Caecilia!!) weigeren, omdat deze van het naar billijkheid toe te kennen recht, om na uitvoering van een muziekwerk (van hem, den heer Dopper) persoonlijke afkeuring naast veelal machinale goedkeuring te uiten, gebruik heeft gemaakt; en hem zóó (daar "De Telegraaf" geen liefdadige instelling is en dus niet een verslaggever zal handhaven, die geen waar voor zijn geld – verslagen – kan leveren)...... onschadelijk te maken!
Wij protesteeren hiertegen, en zijn nadrukkelijk van zins, desnoods terrorisme tegenover terrorisme te stellen; niet om het "Dagblad De Telegraaf", waartegenover eenige der ondergeteekenden volstrekt onwelwillend wenschen te blijven; niet om den criticus Matthijs Vermeulen, tegen wien eenige der ondergeteekenden, hoewel zijn bekwaamheid erkennend, ernstige bedenkingen hebben; niet om den heer Cornelis Dopper, die als dirigent en componist voor ons het vermelden niet waard zou zijn, maar omdat wij van den onbetwistbaar minderwaardigen dirigent en nog minder waardigen componist Cornelis Dopper niet wenschen te dulden, wat van een goed dirigent en nóg beter componist onduldbaar zou zijn!
Wij eischen oogenblikkelijk weder-toelating van Matthijs Vermeulen, en verwachten van u, bezoekers van het Concertgebouw, dat gij heden partij zult weten te kiezen!'
Het biljet was geteekend door de heeren C. de Dood, J.W. Havermans, Arnold Prager, M.C. van de Roovaart (voorzitter Amst. Toonk. Ver.), Daniël Ruyneman en Erich Wichman.
Tegen half drie heeft de zaal zich gevuld. Er heerscht een nerveuze spanning. Door de gansche zaal slingeren als op een protestmeeting bij honderden de gele strooibiljetten. Daar gaat zich de orkestruimte vullen. Het orkest staakt dus blijkbaar niet, concludeert men. Onze muziekcriticus heeft zich intusschen met zijn diploma bij den portier aangemeld, en is geweigerd met de woorden: 'Het spijt mij wel, mijnheer, ik heb opdracht gekregen, u niet toe te laten.' – 'Ik neem daarvan acte', antwoordt de heer Vermeulen, en gaat heen.
Rondom de plaats, die de heer Vermeulen en zijn vrouw plegen in te nemen, verzamelen zich eenige van zijn medestanders, en weldra verspreidt zich in de zaal, die als electrisch geladen is, de mededeeling, dat onzen muziekredacteur de toegang is geweigerd.
Als de dirigent Evert Cornelis het podium betreedt, wordt hij door de gansche zaal met een demonstratief applaus, dat in een geestdriftig gejuich en lang aangehouden bravo-geroep overgaat. Het is een onloochenbare manifestatie van de Concertgebouwleden, die Cornelis en het orkest hulde brengen voor hun houding in zake de weigering van Vermeulen.
Als Cornelis aftikt, staat op de rechtergalerij iemand op. Het blijkt een van de onderteekenaren van het strooibiljet te zijn.
‘Geachte heer Cornelis’, zegt hij, duidelijk in de geheele zaal verstaanbaar, ‘het gaat niet tegen u, en niet tegen het orkest, maar wij eischen toelating van Vermeulen.’ Op deze woorden volgt van vele zijden bravo-geroep en applaus. Op de galerij aan de overzijde roept een ander: ‘Vermeulen moet onmiddelijk worden binnengelaten.’ De rest van zijn woorden is onverstaanbaar door het applaus en het gejoel, dat hierop volgt.
Cornelis legt zijn dirigeerstok neer. Door het middenpad wandelt nu als een conférencier het bestuurslid van het Concertgebouw de heer De Marez Oyens naar voren en verzoekt om orde: ‘De heer Cornelis heeft mij gezegd, dat hij de orde zal handhaven. Weest gij nu allen kalm, dan kan het concert aanvangen.’
Op deze woorden barsten van alle zijden opnieuw verschillende kreten los: ‘Vermeulen moet er in! Eerst moet Vermeulen worden binnengelaten!’ – ‘Muziek!’ roepen eenige anderen. Er wordt gefloten en geprotesteerd. De halve zaal staat overeind, en gesticuleert. Dan neemt Cornelis het woord, en onmiddellijk is het stil:
‘Dames en heeren’, hooren wij hem zeggen, ‘ik geloof dat wij zóó onmogelijk kunnen beginnen.
Zooals gij weet, is er reeds door het orkest en door mij geprotesteerd tegen de uitsluiting van den heer Vermeulen. Ik kan mij voorstellen, dat dit velen menschen heeft geërgerd, en ook kan ik mij voorstellen, dat vele anderen het met mijn houding eens zijn. (Geroep: Hulde!) Maar men is hier in de eerste plaats gekomen om muziek te hooren, en daarom zou ik hun die zich niet met ons protest kunnen vereenigen, willen verzoeken, de zaal dan te verlaten.' (Applaus.)
Het is een oogenblik stil. Dan wordt, er geroepen: ‘Niet beginnen!’ en ‘Vermeulen!’
‘Ja’, zegt nu Cornelis, die reeds weer wilde aftikken, ‘dan zal ik den heeren, die voortgaan met protesteeren, moeten verzoeken de zaal te verlaten. Wij zijn hier gekomen om muziek te maken.’ (Applaus en gejoel.)
Nu beklimt de heer De Marez Oyens het podium weer en met de vlakke hand op den vleugel slaande, roept hij uit: ‘Gij die zoo protesteert, gij kunt dit alles gerust aan het bestuur overlaten, dat zich reeds jarenlang allerlei opofferingen heeft getroost voor den goeden gang van zaken in het Concertgebouw.’ Deze woorden worden met applaus en gesis ontvangen. ‘Ik doe nogmaals een beroep op u, om de uitvoering te laten doorgaan’, eindigt hij. Doch er wordt weer geroepen: ‘Neen! Vermeulen! Geen muziek zonder critiek!’
Evert Cornelis tikt nu echter definitief af, en zonder verdere stoornis neemt het concert eindelijk een aanvang. De Ouverture ‘Manfred’ van Schumann wordt onder volmaakte rust gespeeld.
Maar na de uitvoering van het eerste nummer schijnen de opposanten de hoofden bij elkaar te hebben gestoken. Als de solist Josef Groenen op het podium komt, om eenige liederen van Strauss voor te dragen, breekt er opnieuw een helsch spektakel los. Op vier verschillende plaatsen van de galerijen staan personen op, die heftig gebarend opnieuw eischen dat de muziekcriticus van ‘De Telegraaf’ zal worden toegelaten. Twee van de vier manifestanten blazen schel op een fluitje, hetgeen van vele zijden protesten uitlokt. De solist staat op het podium te wachten tot het lawaai voorbij is; de dirigent heeft zijn stok neergelegd. Dan worden de betoogers plotseling omstuwd door een aantal suppoosten, die hen in een oogenblik de zaal uitwerken; drie van de manifestanten worden als op een afgesproken teeken van achter om hun middel gevat en met geweld achterwaarts de deur uitgetrokken. Dan komt voor het laatst de heer De Marez Oyens op het podium: ‘Ik verzoek u nog eenmaal, voor de eer van het publiek van het Concertgebouw en voor de eer van Amsterdam u fatsoenlijk te gedragen’, roept bij uit. ‘Vooral u daar mijnheer’, zegt hij, wijzend op een van de emotie doodsbleek geworden persoon, een bekend schilder, mede-onderteekenaar van het strooibiljet, ‘u bent den heelen middag al hinderlijk geweest!...... Ik verzoek u weg te gaan: anders laat ik u door de politie van de stad Amsterdam verwijderen.’ Vier suppoosten nemen den bedoelden persoon daarop bij de schouders en verwijderen hem, onder instemming van een deel van het publiek. Een vijfde verlaat de zaal onder protest. Een gedeelte van het publiek applaudisseert opnieuw.
‘Ik heb gegronde hoop’, besluit de heer Oyens, ‘dat een belangrijk deel van de elementen die de orde verstoorden, de zaal thans hebben verlaten. Ik verzoek u allen, plaats te nemen, opdat de voorstelling verder een ordelijk verloop kan hebben.’
De voorstelling heeft verder inderdaad een ordelijk verloop. Na de uitvoering van het derde nummer van het programma, ‘La Péri’ van Paul Dukas, ontbrandt opnieuw een geestdriftig en demonstratief applaus voor Evert Cornelis, die een krans in ontvangst heeft te nemen.
In de pauze heeft de heer De Marez Oyens in de orkestkamer het orkest toegesproken, de musici bedankt voor hun medewerking en hen aangespoord, ook verder mede te werken in het belang van het Concertgebouw. De heer Stips, voorzitter van de Vereeniging ‘Het Concertgebouworkest’ heeft den heer De Marez Oyens toen namens zijn vereeniging verzocht, ook met het orkest mede te werken, in casu diens wensch te vervullen en den heer Vermeulen niet langer den toegang te ontzeggen. De heer Oyens zegde toe, dat het bestuur nog denzelfden avond in een spoedvergadering een beslissing dienaangaande zou nemen; de orkestleden kregen van deze toezegging den indruk, dat de beslissing in gunstigen zin zou uitvallen.
Tijdens het tweede gedeelte van het programma – Kindertotenlieder van Mahler – vonden geen incidenten meer plaats, hoewel enkele van de verwijderde personen zich weer onder het publiek bevonden.
Na afloop van het concert hebben wij den heer Vermeulen opgezocht. Uit ons onderhoud met hem bleek ons, dat het hem niet bekend was geweest, dat de manifestanten een zoo terroristische houding zouden aannemen. Dat de protesten niet waren gestaakt na de verklaring van Evert Cornelis, en dat men op fluitjes had geblazen, had blijkbaar niet zijn instemming.
Het muzikaal verslag van dit concert moet, nu den heer Vermeulen de toegang is geweigerd, natuurlijk achterwege blijven.
B.P.