Nederlandsche Opera: Laagland (Stadsschouwburg)
Deze voorstelling was de allerschitterendste, welke de Ned. Opera tot dusverre gaf. Nooit klopte de rolverdeeling beter met de individueele voortreffelijkheden der zangers; nooit musiceerde het orchest soepeler en màlscher, verzadigder van rijken klank; nooit slaagde de regisseur (Engelen) gelukkiger met een totaal te prijzen geheel; nooit harmonieerden tooneel en orchestruimte accurater of leniger; nooit leken de koren een zoo schoone eenheid; nooit trouwens is de Ned. Opera stormachtiger toegejuicht dan bij deze waarlijk volmaakte voorstelling.
Het is een van de zeer zeldzame keeren, dat men niets, absoluut niets te critiseeren heeft, dat men over de heele linie kan bewonderen; dat men tot de futiele details zou moeten gaan om een zwakheid te vinden. Het was b.v. (en dit blijft nog 't eenige) niet noodig, dat Nuri óók in 't tweede bedrijf een afgezakten kous droeg. Doch ik herhaal: dit bleef 't eenige. De rest straalde eene volmaaktheid uit, welke niemand grooter kan verlangen.
Een bravo voor Helvoirt Pel als Sebastiano. Zijn stem zong als een zilveren bazuin; als acteur had hij zich gemetamorphoseerd (nu verwacht ik een grandiozen Scarpia van hem), hij was geheel los, zong onbeschrijflijk magistraal, acteerde met een bravour en overtuiging, welke eene nieuwe periode van volledigere bewondering voor hem beteekent.
Een bravo voor De Vos, die, geheel uitgerust, aldoor tonen had van zulke schittering, dat men sidderde in het levende geluid.
Een bravo voor Annie Ligthart, die de Marta gezongen en gespeeld heeft met eene voortdurende intensiteit van uitdrukking en weelderige gevoelsstem. Zij had zich compleet hersteld, gaf zich van ganscher harte en veroverde.
Laagland speelt voortdurend in een paroxisme van verschillende passies en mijn passie van bewondering zou kunnen worden voortgezet met nieuwe bravo's. Voor Lea Fuldauer, de naieve, charmante Nuri, van 't begin af suggestief en in de tweede acte geestig culmineerend in het zeer geestig vertelde legendetje. Prachtig! Dan Kubbinga als Tomaso, nobele stem, steeds boeiend, steeds onbedenkelijk, alsof de partij voor hem geschreven werd. Verder Coen Muller (Moruccio) met imposante scènes, waarin zijn timbre een nog ongekende vastheid en kernachtig karakter kreeg. Dan Schulze uit het voorspel (Nando), afgeronder en gedragener dan ik hem ooit hoorde. Het meisjes-terzet (Annie Hofmann, Magda Litef, Zegers de Beyl) was in vocaal opzicht het evenwichtigst en bekoorlijkst denkbare ensemble.
En wat het belangrijkst is: alles was niet alleen geacheveerd, doch ook alles leefde, leefde overdadig, sanguinisch, schuimend van vitaliteit en meesleepend. Aan den dirigent Van Raalte hiervoor eene geheel bijzondere en zeer enthousiaste hulde. Ook Van Raalte zag ik nooit zoo direct van temperament, zoo krachtig van daad, zoo zeker van het expressieve effect.
D'Albert's muziek is nog van dezen tijd. Zij bezit een gemakkelijken, een artistieken en tegelijk populairen overvloed van melodie en even overstelpend naturalistisch de aandrang is der actie, even voor-de-vuist-weg en altijd stroomend gaat de muziek.
Laat ‘Tiefland’ dus zijn populariteit bevestigen als ‘Laagland’. Niemand zal wenschen, dat Cavalleria Rusticana vertaald wordt als ‘Boeren-Eer’, Don Juan als ‘Heer Jan’, Paljas als ‘Hansworst’, maar met de vertaling ‘Laagland’ deed men een goed en noodig Nederlandsch werk. Ook met dien titel zal zij den weg voortzetten, dien ze gisteren ongelooflijk schitterend begon.
Bravo ten laatste voor de Ned. Opera!