Marie Vogelpoel
Vóór de pauze het confectie-programma van alle debuteerende zangeressen. Zij beginnen met een paar oude Italianen, passeeren via Schubert, Brahms, Wolf (Schumann had er bij gehoord) naar Strauss. Dat is de geschiedenis van ‘het lied’ bij mijlpalen, zooals men ze ons tienmaal per winter aan het verstand brengt. Dat getuigt van weinig persoonlijken kijk op ons, op zich zelf, op de muziek, niet waar. Er mag gerust wat variatie in komen.
Nà de pauze wederom het confectie-program van alle debuteerende zangeressen. Franck's Processie, Debussy's Pansfluit en Haardos. Men schijnt zich nauwelijks te bezinnen, dat Debussy nog iets anders schreef dan die eeuwige twee Chansons de Bilitis; dat er b.v. nog een derde is? Le tombeau des Naiades.
En na die reeks gebruikelijkheden vijf Hollanders; maar eventjes vijf. Een der onvoordeeligste sonnetten van Kloos (‘O, Gij, die mij, toen alles mij verliet’), op muziek gezet door Daniël de Lange, serieus en pathetisch, maar toch onaannemelijk. Een ‘Zomermiddag’ door Ulfert Schultz, salonstukje van alledaagsch maaksel, waaruit ik me glimlachend herinner de naïeve declamatie:
‘Blauw heffen de hemelzuilen
Hun welvenden koe - - - pel omhoog.’
Zoo maakt een ernstig musicus nog oneerbiedige woordspelingen. Verder een onbeschrijfbaar banaal mopje ‘Verlangens Blijdschap’ van zekeren B. van Hengel. Doch daartegenover stonden de (in dit kader) zeer verdienstelijke liederen, hoewel niet geheel gaaf en met zwakke kanten van H. Andriessen (‘Loomheid is op uw hart’) en van Sigtenhorst Meyer (De witte Reiger).
De zangeres zelf had de gebreken van alle debutanten.
De globale: in 't begin zenuwachtigheid en een vibrato die op trillers leek; eentonigheid der voordracht, verwaarloozing van het gedicht, te kort aan evocatieve macht tot het einde.
De meer individueele: neiging voor portamento's, scherpe en moeilijke hoogte, voortdurende oneenigheid met de intonatie, onverzorgde dictie (op de coquette r na), psychisch onvermogen en een blanco, absoluut blanco temperament.
Alles beantwoordde dus ook aan wat wij in Nederland het confectie-concert zouden mogen noemen: de waardelooze zijn regel, de goede zijn uitzondering. Niets had de aandacht getrokken, wanneer er niet stapels bloemen waren aangedragen.
Marcel van Gool begeleidde, en verschillende mooie momenten (in dit kader) konden worden toegeschreven aan hem.