Marian Rudelsheim - Leydensdorff [Schäfers Vioolsonate op. 11 No. 2 en Introduction, thème et variations van Camille Chévillard]
Het was hier even onverkwikkelijk als het vorig jaar bij het ensemble Hermine den Hollander-Leydensdorff, als twee weken geleden bij Marga Klatte-Gaillard. Wanneer zulke concerten, waar de professional zich verbindt aan den amateur, niet gegeven worden voor een liefdadig doel, voor vluchtelingen, gewonden of blinden, welk gebaar zou ze dan excuseeren? De amateur drukt den professional naar beneden en van den weeromstuit doet de professional den amateur nog dieper kelderen, met het gevolg, dat alles verzinkt in een afgrond van lijzigheid. En iedereen lijdt onder de kilte van den atmosfeer, iedereen voelt zich onbehaaglijk in den drenzenden klinkklank, waarbij ieder zijn hart leeg voelt loopen.
Wat Marga Klatte is in het gracieus-anemische genre, is Marian Rudelsheim in het pootig-sanguinische: pianiste met een behoorlijke techniek, maar musicienne zonder vorming. Haar spel heeft alle zwakheden der dilettanten: de globale stemming, waarin een stuk geconcipieerd werd, kunnen ze niet grijpen en niet vertolken, maar, wanneer zij het hoofdthema bemerken in een tusschenstem, accentueeren zij het met zooveel nadruk, dat wij wel moeten gewaar worden hoeveel verstand zij hebben van muziek. Ondertusschen zien ze de belangrijkste nuances over 't hoofd. Doch wanneer zij een fortissimo ontmoeten, slaan zij 't er uit als op een kop van jut. Om den partner bekommeren zij zich niet: die mag zelf zien hoe hij bij blijft. Voor duizend slordigheden schrikken zij niet terug, om even later te vervallen in het ongelooflijkste automatisme. Zij zien er ook niet tegen op om onder 't spel den piano-stoel te verschuiven met een overdreven misbaar. In hunne verbeelding geldt dat waarschijnlijk voor temperament. Maar het treurigste van alles is, dat ze heel goed zouden spelen, wanneer ze de roeping daarvoor hadden, wanneer ze zich onder leiding stelden bij een man van smaak en afstand deden van ijdelheden, die met muziek niets te maken hebben. Want per slot bezitten ze toch de techniek en de resultaten van ettelijke jaren ploeteren aan vingeroefeningen.
Onder deze omstandigheden iets zeggen over Schäfers vioolsonate opus 11 No. 2, over de ‘Introduction, thème et variations’ van Camille Chévillard (piano-solo) zou onrechtvaardig zijn. Aan de viool-sonate van Sylvio Lazzan meende ik onder deze omstandigheden het recht te hebben mij te mogen onttrekken. Ik had geen lust om ook daarvan de executie bij te wonen.
Wat ik na zulk een avond waardeer zijn de electrische piano's, de gramophoons en andere dingen, waarop de muziek onveranderlijk is vastgelegd, zelfs de draaiorgels, wanneer ze van een goed fabrikant en niet te oud zijn.