Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd[De programma's van Het Concertgebouw]De programma's van het Concertgebouw schijnen ook dezen winter beneden elk opmerkenswaardig peil te zullen blijven. Eén uitvoering (de Debussy-middag) op de zes (tot en met 20 October), die genoegen doet en het hart vult met muziek - dat is bij mij en bij tallooze abonné's ergerniswekkend en deprimeerend. Mengelberg begon met Mahlers Negende, welke bij de fragmentarische opvoering in het voorjaar iedereen heeft teleurgesteld. Het programma zelf karakteriseerde de nieuwe vertolking als een daad van piëteit, als een soort eereschuld aan Mahler; publiek en aesthetische overwegingen tellen niet mee. Maar ik vraag me, of eene weinig noodzakelijke ‘eereschuld’ de kosten en de weken-lange repetities wettigt, die door de Negende in beslag genomen werden. Ook vraag ik mij, waarom die eereschulden enkel aan Mahler zoo nauwgezet betaald zijn. Ondertusschen kondigt men aan, dat Mengelberg Donderdag a.s. de tweede van Mahler en Zondag a.s. nogmaals de tweede van Mahler zal geven, welke in 't jongste voorjaar viermaal is uitgevoerd (Toonkunst, Concertgebouw en Pensioenfonds beurtelings), welke dus zesmaal zal worden geproduceerd voor dezelfde hoorders, door dezelfde vertolkers en met dezelfde bezwaren. Het spreekt, dat ook in dit geval aesthetische overwegingen geen rol spelen, want ieder criticus en ieder hoorder heeft tegen het werk zijne bedenkingen, en om deze te formuleeren schenkt men waarlijk ruime gelegenheid. Terwijl Mengelberg aldus van zijn kastje naar zijn muur schoorvoet en ons van Pontius naar Pilatus stuurt, schijnen de tweede dirigenten naar het romantische genre verwezen te zijn. Het ziet er naar uit, alsof men alle blauwe-bloemetjes nog eens uit alle schuifladen-met-lavendel-geuren wil halen, om stemming te maken voor een heel nieuwe serie van zoetsappigheden. In het programma heette Mendelssohn-Bartholdy weer kortaf en gemeenzaam ‘Felix’. Mag ik er op wijzen, dat wij dien componist niet meer kennen onder dezen lieven naam en dat het speculeeren is op de jeugd der alleroudste veteranen (negentigjarigen ongeveer) om deze terminologie weder in te voeren? De heer Dopper dirigeerde dus Mendelssohn's Vierde, welker eerste deel, gelijk men weet, eene copie is van Beethoven's Zevende welker tweede deel, gelijk men weet, tracht te concurreeren met den Pelgrimsmarsch uit Berlioz' Harald-symphonie, en welker overige deelen copieën zijn van Mendelssohn's eigen Midzomernachtdroom. Hare particuliere verdienste, dat zij de muziek is der sierlijkste levensvormen, werd haar radicaal ontnomen door den dirigent Dopper, die ze metamorphoseerde tot een plomp kermisstuk. Evert Cornelis heeft zich gezet voor Schumann's eerste. Schumann's Eerste! Als het stuk ook maar eenig aanzien had verworven, zou 't heeten ‘De symphonie met den triangel’. Doch zij verwierf geen aanzien, zelfs niet bij de voorbeschikte Schumann-ferventen, iedereen ziet hare fouten, iedereen is tegenwoordig ontwikkeld genoeg om haar kinderachtig te vinden en omdat ze zoo onnoemelijk extravagant kinderachtig is, stel ik voor haar verder te noemen ‘Symphonie met den triangel’. Men zal mij misschien vragen, waarom het werk hier nog gemaakt wordt, waarom wij ons nu nog een ronde drie kwartieren bij dit infantiele gezeur-met-noten moeten vervelen? Ik weet het niet. Men heeft een pas-gedocterd jongmensch gevonden om in het programma naïeve lif-lafjes te schrijven. Bij de praatjes van dit jongmensch, een versch geïmporteerde ‘Hollander’ (Dr. Paul Cronheim), mag de heete critiek en mogen alle abonné's amen zeggen. Evenals voor de praatjes van het andere pas gedocterde jongmensch, die Wellington den slag bij Trafalgar liet winnen en Beethoven een compositie deed maken van dien naam: Dr. Curt Rudolf Mengelberg, ook vrij onlangs geïmporteerd uit Krefeld.Ga naar voetnoot1) Mengelberg gaat dus voort met zijn eigen non-activiteit te encadreeren in de non-activiteit zijner plaatsvervangers. Wij voelen dus wel den polsslag van onzen bewogen tijd in onze concertzaal. De Vijfde Symphonie van Beethoven is de symphonie uit de dagen der Napoleontische triomfen - en niet ‘als 't wave een vuist, die zich in verbitterde energie balt’, dat zijn germanistische glossen, waarde C.R.M. - de Vijfde Symphonie is geschreven in dezelfde dagen van geladenheid en hoogspanning, welke wij nu beleven. Zij heeft geen zier met ‘het Noodlot’ te maken, maar is een nerveuze overwinningshymne. Zij behandelt geen individualistisch geschiedenisje, maar is een stuk empire-stijl in muziek. De Parijsche anecdoten vertellen, dat Rachel flauw viel van emotie, en dat een grenadier bij den inzet der finale riep L'Empereur! Zij is inderdaad een luisterrijke, verblindende, nu en dan beklemmende wapenschouw. Ik heb deze koorts, deze victories en deze ontplooide vanen nooit gehoord, nooit, zelfs niet onder de beroemdste dirigenten. Ook gisteren niet, onder Evert Cornelis. De Vijfde bleef, wat zij in Germaansche landen altijd geweest is, een muziekstuk, vastgekoppeld aan academisme en wat autobiografische, belachelijke franjes. Zij bleef dus gisteren, wat zij onder Nikisch, Weingartner, Mengelberg (etc. etc.) was, zelfs gisteren, nu de universeele spanning zwaarder genoemd mag worden' dan in de dagen van Austerlitz. Zij ging voorbij, gelijk altijd, zonder één onverwachte siddering. Ik had na het concert slechts een enkele conclusie: dat alle muziek dood is, dat alle muziek, gelijk de heele wereld, opnieuw moet worden herbouwd. Cornelis' inzet van Schumann's Manfred-ouverture verraste; het geheele werk trouwens (voor de rest taai en langdradig) was vol van mooi overwogen colorieten en nuances. Ook de symphonie met den triangel, hoewel geen enkel dirigent hier raad zal weten met de klodders koper-kleur, welke de componist op de ongedachtste momenten noodig acht. Aan Beethovens Vijfde scheen door den dirigent minder gewerkt te zijn, wat het respect tegenover den reis-meester vermoedelijk ook niet permitteeren zou. Wij zijn immers allen op de hoogte (ook de abonne's) van de voorwaarden, waaronder de tweede dirigenten werken. Het gist voldoende onder die abonné's, om niet den eind-indruk te krijgen, dat Cornelis (hartelijke verwelkomd) terrein verloor. Zelfs niet door de symphonie met den triangel. |
|