Marga Klatte - Gaillard
Van Marga Klatte had ik een tijdlang verwachtingen, die ik na het concert van gisteravond opgeef. Zij zal altijd hare aardige techniek houden, doch waarschijnlijk nooit een pianiste worden voor de concertzaal. Men maakt nu eenmaal niet zoo gauw muziek als men tegenwoordig schildert, aan philosophie doet, of aan letterkunde. Schumann is héél oud, vele menschen beschouwen hem als goed-afgedaan (ik ook), maar om de kinderscènen dragelijk te vertolken, zal men honderden en duizenden uren vlijtig moeten studeeren en dan nog geestkracht genoeg in reserve mogen vinden om de psychische geaardheid zijner kunst te vatten en tot uiting te brengen. Want Schumann mag versleten zijn, vaal, bleek, zoetelijk lijken in onze ooren, men krijgt daarom niet het recht hem te ontaarden, hem te verhaspelen tot slordig aaneengeregen, ongeëquilibreerde, hinkende frases, gelijk Marga Klatte dat deed.
En Debussy is nieuw, zoo denken ten minste vele menschen, doch om de Children's Corner aannemelijk voor te dragen, zal men, ondanks die nieuwheid, duizenden uren vlijtig moeten studeeren, met evenveel hardnekkigheid als de man die dagelijks de munt-meters ledigt, zijn leven lang, of als de man die dagelijks lijn 3 door de Van Baerlestraat rijdt, jaren lang - en dan nog de geestkracht mogen bewaren om te gelooven aan onsterfelijke en eeuwige dingen, aan bezielde minuten, welke, gelijk in elk wezen, ook besloten liggen in Debussy's Children's Corner.
Maar Marga Klatte studeert niet en toont niet die waar-zeggende krachten van den geest. Zij speelt zoo wat piano, met uiterlijken smaak en charme, naar haar eigen goeddunken. Zij gebruikt het pedaal bijna steeds verkeerd, zij veroorlooft zich vrijheden in tempo, rythme, nuance en klankbeelding (de olifant van Jimbo's Lullaby bracht méér de geluiden van het knorrend zwijn voort), welke door niets gewettigd worden en die doorloopend de compositie op de treurigste wijze havenen. Marga Klatte kieze spoedig: òf den salon, òf de concertzaal; wanneer zij de concertzaal kiest, moet zij onverbiddelijk voor zich zelf aan 't werk gaan.
Frits Gaillard speelde met hare begeleiding twee sonaten van Jean Huré en Rachmaninoff. De oneffenheden waren niet van de lucht, de ongelukjes bij den cellist en bij de pianiste vielen niet te tellen, vooral niet in Huré (Rachmaninoff liep beter); nooit schenen twee spelers slechter bij elkaar te passen en zich minder om elkaar te bekommeren. De piano-partij werd door Marga Klatte ook maar ternauwernood beheerscht. En de muziek verstarde, drensde door de zaal, snel of langzaam, doch altijd levenloos en desespereerend.
Cello-solo speelde Gaillard nog de c-dur-suite van Bach, met drie volle, welluidende, verzadigde snaren, maar met een a, die den ganschen avond niet wilde aanspreken. Applaus (etc.) ontbrak echter niet, noch voor de pianiste, noch voor den cellist.