[Schotse Fantasie van Max Bruch (solist Mary Dickenson-Auner), werken van Händel en Mendelssohn o.l.v. Cornelis Dopper]
Wij hadden niet het genoegen de violiste mevr. Mary Dickenson-Auner te kennen of ooit van haar gehoord te hebben; we houden haar denkelijk slechts vluchtig in herinnering, zullen in den loop van den winter nog solisten te over krijgen, hebben hier kunstenaars genoeg met even uitnemende capaciteiten, we voelden weinig behoefte naar een zoo zoetsappig, ordinair en breedsprakig werk als de ‘Schotsche Fantasie’ van Max Bruch, en begrepen dus niet waarom Dopper het noodig vond om de waarlijk spaarzame reeks zijner zes concerten te beginnen met eene soliste en met zulk een solisten-Bruch-stück, dat voldoende slecht was om onzen smaak een weinig miskend te achten. Want werkelijk - Gounod, Hérold, Meyerbeer, van wie men zooveel kwaad spreekt, schreven voornamer en fantaseerden minder laag bij den grond.
Ik zei reeds, dat mevr. Mary Dickenson-Auner, eene Iersche, die het grootste deel van haar leven doorbracht in Duitschland en Oostenrijk, niet lang in ons geheugen zal blijven. Zij speelt wel eenigszins curieus, met een zeer hoogen elleboog, met eene rechterhand, die dus onophoudelijk voor haar gelaat zweeft, zij speelt ook met eene precieuse, gestileerde bedachtzaamheid, over 't algemeen zeer ingehouden en voorzichtig, alsof de viool van het dunste porselein is, toon en temperament hebben daarom iets liefs en iets ongerepts, maar dit blijft te begrensd, te eenzelvig, te weinig gevarieerd om te boeien of duidelijk te impressioneeren, vooral wijl hare techniek slechts matig ontwikkeld bleek en zij passages, die boven de gemiddelde virtuositeit gingen, niet zonder slippers kon voordragen. Ik begrijp inderdaad moeilijk, anti-solistisch als wij zijn uit economische en artistieke overwegingen, waarom dit openingsconcert gesierd moest worden met een solist.
Dopper is nog steeds dezelfde en hij werd begroet met een vergoelijkend applausje. Zijn programma was ook meer dan bescheiden: een concerto grosso van Händel en Mendelsohn's Italienische Symphonie, waarvan uitvoering verliep gelijk wij gewoon zijn: Dopper kon gerust de truc van Bülow eens wagen en zijn stokje neerleggen, zijn bewegingen stop zetten. Niemand zou het erg vinden.