Mahlers Negende
2 Mei sluit Mengelberg zijn uitvoeringen met de première van Mahlers Negende en 3 October opent hij ze met dezelfde symphonie. Tusschen deze datums liggen slechts vijf maanden, waarin twee dingen grooter waren dan alle overige gelijk een Engelsch soldaat-dichter ze formuleert:
Two things greater than all things are;
One is Love and the other is War.
En 2 Mei vond ik nog sympathie en goede woorden voor deze Negende van Mahler, waarvan ik nu, en naar 't leek wel met duizend anderen uit het publiek, zoo volledig afgestorven ben, dat de muziek noot voor noot, klankloos, ongrijpbaar en als onbestaand langs mij is weg gegleden.
Ik weet wel waarom: er wordt maar heel weinig vreugde vertolkt in dit werk, er wordt beurtelings in geweend, gegrijnsd, geknarsetand; meer dan de helft klinkt handenwringend en de rest is óf bitter sarcastisch, óf hopeloos verzuchtend. De accenten van deze scherp omlijnde, zeer persoonlijke gevoelens zijn zwaar, luidruchtig, snijdend, schreeuwend of week, zoet en elegisch rouwend; voortdurende schommelingen tusschen weemoed en machtelooze woede.
Het zijn gevoelens en accenten, waarop niets ons heeft voorbereid, in de vijf maanden, dat de muziek stil lag, gevoelens, welke wij niet meer kenden, welke wij niet voelden rondom ons, niet in ons land, niet in de geheele wereld; het zijn ook accenten, welke wij in deze dagen, nu twee dingen grooter zijn dan alle andere, onmogelijk zouden kunnen aanvoelen, zonder ons te forceeren, zonder onoprecht te worden, nu, terwijl wij vibreeren, de een stil, de ander luid, in den eenen machtigen, overal hoorbaren toon der vreugde, die eindelijk, na zóó lang bedwongen te zijn, zorgeloos mag opklinken.
Dit is de oorzaak, geloof ik, waarom deze muziek ons leeg en overbodig toescheen. Wij wisten in 't voorjaar wel, dat het een zwak werk was, waarin Mahler veel herhaalde van wat hij vroeger beter gezegd had en wij analyseerden dat toen uitvoerig. Maar wij konden ons nog indenken in stemmingen, welke ons iederen dag vreemder en ontoegankelijker zijn geworden. En iedereen weet wel, dat de rede slechts een kleine rol speelt bij het hooren van muziek; dat men moderne muziek niet wetenschappelijk waardeeren kan, en ook iedereen zal begrijpen, dat het geen nut heeft om een orchestkleurtje of anderen intellectueelen arbeid bij zoo een gerekte symphonie, welke bijna twee uur duurt, bewonderend te gaan vermelden, wanneer al die noten er niet in slaagden om ons een oogenblik te betooveren.
Het is hier de eerste keer, dat eene volle zaal zoo koel stond tegenover Mahler, ondanks een magnifiek orchest en een dirigent, die zich geheel gaf.