Belgische Meesters [Herdenkingsboek - Liederen en Kamermuziek van Lekeu]
Het Herdenkingsboek der Belgische Meesters, in 275 genummerde exemplaren uitgegeven op oud-Hollandsch papier, met een inleidend historisch overzicht van Louis van der Swaelmen en analyses van Marix Loevensohn, heeft niet veel documentaire waarde, want geen enkel programma van het derde, vierde en vijfde concert is uitgevoerd gelijk het herdacht en gedrukt staat. Ik geloof, dat het ons daarom veel genoegen gedaan zou hebben als de belangrijke verdiensten van Evert Cornelis ten opzichte van de Fransche als van de Belgische muziek, zoowel bij deze serie als gedurende vorige jaren, ten minste naar behooren gememoreerd waren. Dat Marix Loevensohn Cornelis doodzwijgt en de vriendelijkheid heeft om Mengelberg te citeeren, is noch juist, noch billijk, vooral bij deze uitvoeringen van Open Wegen, waarvan hij de trouwste steun is geweest.
Zelfs Anton Sistermans, die sinds jaren hier niet optrad en pas terugkeerde uit Berlijn, had kans gezien om op het laatste moment eene keelaandoening te krijgen en af te zeggen. Van der Swaelmen kondigde het aan met zijn onwankelbaar goed humeur en zonder de minste ironie. Wat er van het trio Lamond-Schmuller-Loevensohn gebleven was, deelde hij niet mee. Misschien had hij dan onhoffelijk moeten worden. Maar hij troostte een ieder door het bericht, dat mevr. Seroen voor Sistermans zou invallen. En werkelijk, Seroen heeft de drie liederen van Lekeu (Sur une tombe, Ronde, Nocturne) gezongen met een meesterschap van stemming, een prachtigen gloed en een virtuositeit van geluid, die allen verrukten. De rest was herhaling uit 't vorig concert en enkel niet overbodig, omdat het schitterend voorgedragen en noodgedwongen gekozen was.
Het concert eindigde laat, want het bevatte nog het Trio voor piano, viool en violoncel van Guillaume Lekeu en diens viool-sonate. Het trio, onsamenhangend, gerekt en vol academismen, is het eerste zwakke werk dat ik hoor van Lekeu. Hoe geniaal de jong-gestorvene echter was, blijkt uit het hoofdthema van het Scherzo, dat letterlijk voorkomt in het eerste deel der tweede symphonie van Mahler. Doch toen die in 1893 werd uitgevoerd, was Lekeu reeds een jaar dood.
Het trio werd gespeeld door Cornelis, Swaap, Loevensohn, de sonate door Cornelis en Swaap. Zoowel in expressie, warmte en enthousiasme als in afronding en evenwicht der voordracht won de sonate het van het trio.