Koninklijke Liedertafel ‘Apollo’ (Concertgebouw) [Werken van Hendrik Andriessen, Roeske, Wagner en Brahms; Willem Andriessen pianosolist]
Gisteravond herdacht de Koninklijke Liedertafel ‘Apollo’, het mannenkoor, dat onder leiding van zijn energieken dirigent Fred. J. Roeske altijd meer naar volmaking streeft, haar 65-jarig bestaan. Roeske's krachtige persoonlijkheid weet de beste qualiteiten van zijn koor naar voren te brengen en we bewonderen steeds de eenheid en de zuiverheid van deze zangers, die gisteravond in de wat monotone doodenmis van Hendrik Andriessen het accent van rampspoed en ellende, maar vooral de eeuwige rust en het eeuwige licht, die na het Laatste Oordeel zullen komen, wisten te evoceeren. En in Roeske's Dit zijn de stemmen die klagen...., de verbijsterde vraag, waarom toch de aarde zooveel smarten moet verduren, ontroerde de climax, als de mensch twijfelt aan Gods mededoogen, als hij klagend vraagt:
Hoort Ge niet meer naar de stemmen der zielen?
Zijt Ge niet meer, waar de smeekenden knielen?
Mogen geen zuchten meer tot U te dringen?
Ziet Ge vertwijf'ling geen handen wringen?
Ziet Ge geen branden van starre oogen?
Beide koorwerken werden voor de eerste maal uitgevoerd; na de pauze zong het koor het pelgrimskoor uit Tannhäuser en Brahm's Rhapsodie, waarin de soliste de zwaarste taak te vervullen heeft. Mevr. Koolhoven-Ashe vervulde deze partij, welke echter boven haar krachten lag. Het meest bekoorde haar altstem, die evenwel slechts een beperkten omvang heeft, in het simpele doodenliedje van Cath. van Rennes ‘Van 't Wiegsken in 't graf’; Willem Doortmont begeleidde bescheiden.
De solist van den avond was Willem Andriessen, die de aarzelende klanken van Debussys's ‘Clair de Lune’ steeds nader bracht, broos en doorzichtig, als uit een andere wereld, maar altijd even klaar en duidelijk. Een kunstenaar als Andriessen, die Liszt's ‘Waldesrauschen’ en Polonaise met volmaakte virtuositeit beheerscht, zal in Chopin's balladen geen technische moeilijkheden vinden. Maar het sentiment van dezen meester is hem vreemd genoeg, om een nauwgezette analyse mogelijk te maken, welke Chopins melancholische lyriek inderdaad niet veroorlooft.
Veel toejuichingen van een dankbaar publiek beloonden Roeske, zijn zangers en de solisten.