Pensioenfondsconcert (Concertgebouw) [Mahlers Tweede symphonie]
Mahlers tweede symphonie werd Zaterdagavond uitgevoerd ten bate van 't Pensioenfonds voor de leden van het Concertgebouworkest en in weerwil van het orkest zelf, in weerwil van Mengelberg, ondanks het Toonkunst-koor, Elise Menagé Challa en Meta Reidel, vertoonde de groote zaal bedenkelijke hiaten, welke voor het pensioenfonds en voor de symphonie een even bedenkelijk resultaat beteekenen. We zullen een bespreking van het werk zelf achterwege laten, dat den 10en Maart, pas enkele weken geleden, bij de Toonkunst-uitvoering aanleiding gaf tot een uitvoerige bespreking in dit blad.
De uitvoering was even volmaakt en even vlekkeloos: ze slaagde erin ons volkomen het gecompliceerde raderwerk te doen vergeten, de inspanning en de studie, welke noodig zijn om al deze klanken ons te doen toestroomen, zoodat we slechts muziek om en in ons gevoelen. De eenheid van koor en orkest, van orkest en solisten, was zeldzaam gaaf en zuiver: Mengelbergs straffe leiding bevestigde deze eenheid te meer.
We vragen ons echter af, waarom een symphonie, die slechts uiterst zelden op de programma's van het Concertgebouw verschijnt (na de eerste uitvoering in 1904 gingen ruim 10 jaar voorbij, eer haar weder een plaats werd ingeruimd) ditmaal te voorschijn werd gehaald om het Pensioenfonds te versterken, terwijl van te voren kon worden verwacht, dat ze slechts betrekkelijk weinig publiek zou oproepen, zoo kort na de Toonkunstopvoering.
Nog één vraag: waarom kon ‘Urlicht’ ééne bladzijde tekst, in het programma niet worden gedrukt, en waarom verving de toelichting deze onmisbare pagina door een onuitgegeven brief van Mahler, welke hij in November 1904 aan Mengelberg schreef:
‘Mein lieber Freund!
Nachdem ich nun in meiner Heimath angekommen, und ein wenig von den Strapatzen meiner Reise erholt, richten sich meine Gedanken auf die so wundervoll verlebten Tage in Amsterdam. - Was ich nach dieser Richtung Ihnen zu danken habe, Ihrer jugendfrischen und that-kräftigen Initiative. Ihrer congenialen Interpretationskunst und durchdringendem Verständnis meiner Werke - dies gehört zu jenen Dingen, von denen wir uns gelegentlich eines freundschaftlichen Symposions gesagt haben, dass man sie tief empfinden, aber für sie nicht danken kann.’
Ter meerdere eere....?
Maar C.R.M. citeert immers zelf een critiek van S. van Millingen in het Ochtendblad van 27 October 1904, na de première, waarin deze ‘met het fijne inzicht van een onderlegd en ontwikkeld vakmusicus en aestheet’ o.a. schrijft:
‘En wie de gezongen woorden vooraf aandachtig heeft gelezen, en ze in zich heeft opgenomen, zal gevoelen, wat Mahler heeft willen uitdrukken in de Symphonische deelen; hij zal den geest en de ziel van een mensch, van een groot mensch er in hebben gevoeld, en zoo hij hem niet in zijn fantasie heeft kunnen volgen, toch wellicht den indruk hebben gekregen van een rijke, oorspronkelijke begaafdheid en van een zeer bijzonder gevoelsleven.’
Gemis noch overbodigheid hebben evenwel belet, dat koor en orkest, solisten en dirigent lang en enthousiast werden toegejuicht.