Nederlandsche Opera: Rigoletto (Paleis voor Volksvlijt)
Het afgrijselijkste en spannendste bedrijf, het onweer, de moord, het verraad, de ontdekking van Rigoletto, dat hij zijn eigen dochter deed sterven, had de minste stemming. Er brandde gedurende heel den storm een liefelijk avondrood, de donder werkte onvoldoende, de gele bliksem gaf te veel en er waren allerlei omstandigheden, die de situatie bedenkelijk maakten. Daar het den regisseur geen cent gekost zou hebben om een paar verbeteringen aan te brengen (het avondrood uit te draaien o.a.), leken me de gebreken, welke al de zoete romantiek bedierven, een beetje onvergeeflijk. Want zoo zijn wij meermalen noodeloos gestoord in onze halve en drie-quart-bezwijmingen: door de wonderbaarlijke geluiden b.v., welke Johanna, de gouvernante van Gilda, uitstiet vóór de eerste aanminnige samenkomst van deze jonkvrouw en haar verleider. Er had voor die gouvernante wel eene aetherischer stem gevonden kunnen worden dan het malsche geluid van mej. Schutte.
Doch het seizoen loopt ten einde en van de rekening der Ned. Opera worden altijd een paar opera's de kinderen. Ik weet niet of de kapelmeester Harmans iets voelt voor Rigoletto, maar als hij nog een weinig respect heeft voor Verdi, moet hij zich bij 't begin van zulk eene opvoering wat door elkaar laten schudden. Hij neemt alles erg plechtig en gewichtig, hij weet er geen gang in te zetten, hij heeft geen geest en geen geestigheid, maakt ritenuto gelijk een ander geeuwt, maakt de accelerandi ook gelijk een ander geeuwt, en heeft een onbegrensde voorliefde voor gevoeligheden. Of Mazzoleni zich onder zulke weinig voortvarende, weinig soepele directie kan uitzingen gelijk hij wil, mag gerust betwijfeld worden. Ik heb bij Cav. de Hondt indertijd machtiger indrukken gekregen van zijn Rigoletto, zoowel wat de stem als wat de actie betreft.
Van Tulder (Hertog) heeft bij zijn laatste noot bewezen den langsten adem te hebben van alle tenoren. Dat is eene verdienste (hoewel men er draaierig van wordt) maar ik zag liever, dat hij zich serieuser toelegde op zijn kunst. Het eenvoudigste cadensje en het gewoonste legato heeft hij gisteravond niet vlekkeloos kunnen uitvoeren. Coen Muller was een vreeselijke Sparafucile, doch wijdde meer zorg aan zijne imposante roovers-snorren dan aan zijn stem. Paul Pul heeft de vervloekingen van den graaf de Montezone geweldig de zaal ingeslingerd. Bylevelt, Rattink en Monasch voelden zich uitstekend als edelen. Edith Buyens lachte hare Madeleine-partij zoo dramatisch, dat het leek alsof zij ze weende. Terwijl Mien de Val als Gilda inviel voor Tilly Westenberg, die in het programma stond aangekondigd. Mien de Val is bijna tweemaal grooter dan Mazzoleni, haar vader, en dit bracht niet de gewenschte verhouding. De duetten, welke zij zong, 't zij met Van Tulder, 't zij met den Italiaan, waren ook maar zelden juist afgewogen. Als soliste kon zij om verschillende magnifieke tonen en trillers bewonderd worden, als partner viel zij nog meer uit het stijl-kader dan Mazzoleni.
Misschien was er dus te weinig, wat bevredigde in deze Rigoletto-vertooning, maar Verdi kan er tegen. Het komt toch nergens op aan dan op ‘Licht als een veer die zweeft’ en dergelijke.