Eugène Onéguine (ingezonden)
19 April 1918.
Hooggeachte heer Vermeulen,
Waar het een openbaar geheim is, dat de reeks opvoeringen van Tchaikovsky's ‘Eugène Onéguine’ op mijn initiatief is tot stand gekomen, mag ik zeker wel den bescheiden wensch uiten, in uw blad een paar woorden te zeggen naar aanleiding van de helaas! zeer afbrekende bespreking van de opvoering in den Stadsschouwburg, op Woensdag 17 April.
Het betreft slechts twee punten.
U zegt: ‘Het is jammer dat Tchaikovsky “les cinq”, bij wie menige belangwekkende opera gekozen kan worden, hier nog dwars zit, na hem steeds in zijn vaderland benauwd te hebben.’
Ik wil naar aanleiding daarvan slechts vragen: ‘Kent u die opera's der “cinq” en beseft u wel de bijna niet te overkomen moeilijkheden van eene opvoering dezer werken hier?’
Wij hebben in Nederland op 't oogenblik niet een dramatisch zanger, die de partijen van b.v. Boris Godoenoff of Ivan den Verschrikkelijke (die voor stemmen als die van Chaliapine zijn geschreven) zouden kunnen herscheppen.
Kent u een maecenas, die eenige tienduizendtallen guldens beschikbaar zoude willen stellen voor het vervaardigen van de benoodigde, in hoofdzaak op authentieke, historische motieven geïnspireerde décors en kent u Nederlandsche kunstenaars, die deze décors zouden willen en kunnen schilderen en daarvoor een reisje tot in het hart van Rusland op dit moment zouden over hebben?
Waar wij in Nederland tot nu toe eenige symphonische gedichten van Rimsky-Korsakoff en Balakireff, eene symphonie van Borodine en eenige tientallen liederen van Moussorgsky uitgezonderd, nog niets van de moderne Russen kennen, maar waar Tchaikovsky nu eenmaal de meest geliefde Russische componist is, leek mij de kennismaking met zijn meest populair dramatisch werk niet zonder belang, al ken ik als Russin en leerlinge van het Conservatorium te Petrograd, uit de school van Rimsky-Korsakoff, zijne fouten zeer goed.
Nu het tweede punt:
U spreekt van ‘Onéguine's complete ongankelijkheid en gebrek aan atmospheer en stemming’ ook, omdat de regie haar part hieraan heeft.
Hier nu moet ik het Fransche spreekwoord ‘One ne peut pas faire du pain sans farine’ dat in deze dagen ons allen uit het hart gesproken is, in toepassing brengen.
In Den Haag en vooral in Rotterdam was de mise en scène, die niet moeilijk is, zeer verdienstelijk, dank zij de aanwezige décors.
Hier echter, in den Stadsschouwburg, bij een absoluut gebrek aan alles wat wij noodig hadden, zou het ook den besten regisseur niet mogelijk geweest zijn, meer stemming te bereiken.
Met gevoelens van oprechte hoogachting.
L. Heemskerk - De Zaremba
Het is jammer, dat alle meesterwerken van het moderne Russische repertoire 't zelfde lot treft als alle meesterwerken van 't moderne Fransche, terwijl een Verzonken Klok, een Mona Lisa, een Rosenkavalier (etc. etc.) niet zoo slecht noch zoo kostbaar kunnen zijn of ze gaan hier, - zelfs kort na de premiere. Dat is geen kwestie van tienduizenden, maar van propaganda. Iedereen moge mediteeren over dit feit naar zijne geaardheid. Doch vaststaat, dat één impresario, welgezind jegens de Fransche en Russische kunst, hierin onmetelijke verbeteringen zou kunnen brengen. En dat een vereeniging, opgericht om ons te doen kennis maken met de achterstallige schoonheid (het is niet noodig, dat wij op een afstand van 30 jaar de Europeesche cultuur volgen) meer sympathie zou verwerven dan eene Amsterdamsche Opera-Vereeniging met hare zeer problematische ‘jonge werken’ en zeer problematische ‘jonge krachten’. Mevrouw Heemskerk-Zaremba zij er dan ook van overtuigd, dat ik Onéguine niet critiseerde met wantrouwen tegen de toekomst en dat men niets liever zou zien dan dat zij het initiatief nam voor verdere vruchtbare daden, waarbij zij op veel steun kan rekenen.
M.V.