Dirk Schäfer [Ravel, Gaspard de la nuit en Albéniz, Triana]
Ravel's Gaspard de la nuit werd door Durand in 1908 uitgegeven. Tien jaar later, in 1918, bereikt het werk Amsterdam, gelijk de meeste muziek van Ravel welke we hier langzamerhand beginnen te kennen en te begrijpen, dateert van vóór 1910. Het zou dus wenschelijk en billijk geweest zijn, om het stuk, eene serie van drie fantasieën, in zijn geheel te spelen. Doch Schäfer en het noodlot wilden, dat slechts het derde deel hier zou klinken en de rest uitgesteld zou blijven.
Gaspard de la nuit van Louis Bertrand heeft eene opdracht aan Victor Hugo, die terugvoert tot 1836. Het schijnt altijd een boek voor bibliophielen en lettrés geweest te zijn, zelfs nadat de Mercure de France 't publiceerde, wat nu ook tien jaar geleden is. Bertrand herschept alle verbeeldingen der romantiek in miniatuur, verzamelde een zeventig curiositeiten, middeleeuwschheden, zette ze in grillige, nachtelijke belichtingen, in tooverschemers, in kleur-raadselen, in een visionairen toon, in een magnetisch licht-en-donker en in prachtig, evocatief proza.
Het zou dus uitgemaakt moeten worden, tot hoeverre Ravel die fantaske gezichten (‘à la manière de Rembrandt et de Callot’), welke alle iets hebben van diabolieke en litteraire nachtmerries, in de muziek naderde. Enkel ‘Scarbo’, obscure avonturen van een insect, (de andere twee heeten ‘Ondine’ en ‘Le Gibet’), lijkt niet voldoende om dat vast te stellen. Men kan alleen zeggen, dat het eene buitengewoon interessante compositie is, en betreuren, dat de ondernemingsgeest van een voortreffelijk pianist als Schäfer niet verder ging dan een partieele vertolking.
Ook Isaak Albéniz, auteur van 500 werken, waarin alle soorten vertegenwoordigd zijn, komt hier aan met veel vertraging. Hij heeft geleefd en is gestorven zonder dat wij notie van hem hadden, en om een beeld van hem te geven, zou men de heele studie moeten citeeren, welke Joseph de Morliave (kapitein-musicoloog, die bij 't begin van den oorlog sneuvelde met een ontroerend dagorder) hem wijdde in zijne ‘Etudes musicales’, verschenen in 1917 en bekroond door de Fransche academie. Zóó onbekend bleef hier Albéniz, die in Parijs de bewondering won der beste componisten. En het baat dus maar weinig, wanneer Schäfer, als terloops, zijne Triana speelt, een der twaalf stukken uit Iberia, dat in 1905 begonnen werd. De Morliave zegt er van:
‘Ily a dans ces courts chefs d'oeuvre, d'extraordinaires troûvailles de sonorités, soit que le musicien veuille peindre le fourmillement dt la rue, bourdonnante de chansons, de cris, de frémissements de guitares, dans la lumière aveuglante et crue d'un midi éclatant, soit qu'il veuille donner une impression de lointain et de soir: au milieu d'un poudroiement sonore infiniment divisé, les harmonies qu'un dernier echo répète, en les estompant semblent se dissoudre, se diluer, ainsi que se perdent, dans la poussière d'or d'un crépuscule d'Espagne, les notes d'une sérénade lointaine.’
Het is jammer, dat onze vertolkers hunne vereeringen voortdurend begrensd en beperkt houden, jammer dat zij altijd half werk doen. Maar het is nog meer jammer, dat zij ons op zulken schadelijken afstand dringen van de groote Europeesche cultuur. Voor een juiste visie op Ravel en op Albéniz had men gaarne gemist de Mazurka van Saint-Saëns, het Prélude, choral et fugue van Franck, Schäfers eigen kleine stukjes (Libellen, Wals, Fee d'Amour), en zelfs de drie bekende Debussy's: Reflets dans l'eau, La Fille aux cheveux de lin en L'Isle joyeuse.
Daarmee wordt meteen het programma vermeld van dezen derden piano-avond, welke Schäfer hartelijke successen bezorgde. Ik heb er aan getwijfeld of Schäfer goed gedisponeerd was, want ik val hem niet gaarne af. Maar zijn toucher bevredigde mij niet en men zou het niet ‘modern’ kunnen noemen, d.i. componeerend, gevoelig, direct gespeeld van uit de noten, levend, beweeglijk en onophoudelijk gevarieerd naar den wil der muziek. In plaats van zulke harmonie te treffen met de klanken en melodieën, bleef Schäfer bij louter technische voortreffelijkheden.
Het lijkt mij ook dat toelichtingen bij het concert, als bovenstaande eigenlijk moesten voorkomen in het programma. Hoewel ik die taak zonder tegenzin overneem, blijft ze een post festum, wat niet noodig is, en wat gemakkelijk verholpen kan worden.