Een dom mensch
Ary Belinfante schrijft in zijn Muziekpaedagogisch Maandblad van 15 Maart, met den titel ‘Een kenner van Fransche muziek?’ o.m. dit:
‘Doch wordt het niet tragi-comisch als de illustre Matthijs Vermeulen in hetzelfde verslag - en waar het een voortbrengsel der Fransche muziek betreft zijn absoluut gemis aan “ooren” demonstreert.
Hoor wat hij verder zegt: “Stel u dus voor hoe Debussy's Minstrels klonken, die een Verlaine carolovingisch zou hebben kunnen noemen, de antieke minstrels, jongleerend met scherts, met teederheden, met elegiën en weer met scherts, alles miniatuur en zóó ongelooflijk moeilijk te realiseeren in dat kleine en luchtige miniatuurkader.”
Wat wil nu ongelukkigerwijs het geval, de “litteraire” Matthijs Vermeulen hoort niet wat de muziek hem te vertellen heeft, doch fantaseert op den titel voort: “Minstrels”, zoo denkt hij, dat zullen de minstreels zijn, de middeleeuwsche ridderlijke zangers, de makkers der Troubadours. Had hij echter maar eenigermate ooren om muziek te hooren, dan zou het dwaas-burleske van dit stukje, afgewisseld door het geëxalteerd gevoelige, de typische trommel-imitaties en de exotisch-koppige herhaling van een zelfde motief hem gezegd hebben, dat hier onmogelijk een teekening der middeleeuwsche minstreelen, der “carolovingische” - d.w.z. uit den tijd van Karel den Groote en zijn opvolgers - kon bedoeld zijn.
Allicht zou de “litteraire” Matthijs Vermeulen dan bedacht hebben, dat “Minstrels” geen Fransch woord is, doch dat dit “ménestrels” luidt, zou dan allicht bedacht hebben, dat Minstrels een Engelsch woord is en.... negerzangers beteekent.’
Onze muziek wordt voor een gedeelte geregeerd door domheidsmacht en kwade trouw. Het is ook niet de eerste keer, dat Ary Belinfante een pagina aan mij wijdt van zijn pover maandschrift. Doch hij heeft het zelden zoo bont gemaakt als dezen keer en in de flauwe hoop, dat vechten tegen domheidsmacht en kwade trouw niet heelemaal tegen de bierkaai is, copieer ik dit stukje uit Webster's International Dictionary of the English Language:
Min'strel. In the Middle Age, one of an order of men who subsisted by the arts of poetry and music, and sang verses to the accompaniment of a harp or other instrument; in modern times, a poet; a band; a singer and harper; a musician.
Het is de eerste en de laatste keer, dat ik nota neem van zulke geborneerde intellecten als de heer Ary Belinfante er een bezit.