[Phantasie voor piano en orkest van Anny Mesritz-van Velthuysen, haar lied De Stal door Ilona Durigo, Brahms' Alt-rhapsodie en Regers Mozart-variaties]
Mevrouw Anny Mesritz-van Velthuysen is een der weinige componeerende dames, die het vak beoefenen met ongedwongenheid en grondige kennis van het materiaal. Daarvoor is een even langdurige voorstudie noodig als een zeldzaam bewustzijn en eene doortastendheid, welke geen aarzelingen kent. De bravour heeft zij, de losheid, de beheersching, zoowel in het vinden als in het verwerken. Zij heeft ook het talent.. Er blijft slechts de vraag of hare energie zoo ver zal reiken, dat zij ook de evidentie der thema's, der rythmen, der harmonieën, van alle factoren eener goede compositie, in haar macht zal krijgen. Niets is eenvoudiger en niets schijnt moeilijker te zijn voor een componist, want de musici groeien op en leven met abstracties, dan zich een duidelijke, glasheldere voorstelling te vormen van wat hij wil uitdrukken, de uit te drukken emoties met een onwrikbare preciesheid te bepalen en zich even onwrikbaar bij deze gepredisponeerde ontwerpen te houden, zich overal rekenschap te geven, dat hij geene noot aanwendt, die te veel is of niet recht op het doel aanstuurt. Dit concentratie-vermogen van hare beschikbare eigenschappen mist mevr. Mesritz - Van Velthuysen. Zij heeft hare persoonlijkheid nog niet gedefinieerd en kan ook nog niet regeeren over de onderbewuste wilsmachten, die elke compositie, van welken vorm ook, het absolutisme geven, de noodwendigheid van een organisme. Zoowel in de ‘Phantasie voor piano en orkest’, welke zij zelve voordroeg met eene groote zekerheid, met een schilderachtig toucher, als in haar lied ‘De Stal’ (twee eerste uitvoeringen) storen onsamenhangendheid, ondoelmatige verbrokkelingen, en noodelooze oppervlakkigheden. Met zelfcritiek, met studie der meesters, of met een paar onbaatzuchtige wenken van een mentor, die, behalve met het vak, ook met de schoonheid, met het doel, rekening houdt, zal zij, dank hare gelukkige en serieuse voorstudies, uitstekende en zeer opmerkelijke muziek kunnen schrijven. De
Phantasie, hoewel ze voortdurend verloopt, is als werkstuk een der knapst gemaakte, welke men den laatsten tijd van Hollanders hoorde.
Mevr. Ilona Durigo, veel beter gedisponeerd dan Woensdagavond, zong ‘De Stal’ van Adama van Scheltema in onze taal, met een merkwaardige intelligentie en zonder accent. Hoe zal men Jac. Urlus' houding bij de Nederlandsche Opera nog langer rechtvaardigen nu Zohra Dorly, Else Grassau, Ilona Durigo, alle drie vreemdelingen, de toewijding en den eerbied hebben om onze taal te leeren en te zingen?
Het is jammer, dat Mengelberg mevr. Durigo niet verzocht heeft om Mahler's Kindertotenlieder te vertolken. Het kan misschien nog gedaan worden. Zij had dezen avond intonaties welke haar dit meesterwerk waardig maakten. Mevr. Durigo schijnt in 't zelfde geval te verkeeren als eene Gertrude Foerstel: zij is ingezongen op groote zalen en men kiest niet om den anderen dag tusschen fresco en miniatuur.
De ‘Rhapsodie voor Alt en Mannenkoor’ (Apollo van Roeske) is reeds dikwijls genoeg gezongen om niet vervangen te mogen worden. Met eene herhaling van Zagwijns ‘Wijdingsnacht’ was Mengelberg ook te haastig. En de Mozart-variaties van Reger, pas uitgevoerd in Frankfort, hebben niemand overtuigd, ondanks de meesterlijke reproductie, tot het waarlijk buitengewoon intellect van Reger in dienst stond der schoonheid. Alleen de achtste variatie kan worden uitgezonderd. De overige acht blijven handig, soms zeer vernuftig spel in een toon van weeke goedmoedigheid, overzoete sentimentaliteit, of onafzienbare leegheid van ontroering.