Nederlandsche Opera: Tosca (Stadsschouwburg)
Het was natuurlijk gewaagd om van Annie Ligthart eene Tosca te verlangen, van Helvoirt Pel een Scarpia.
Ligthart, een korenblond geluid, eene gestalte en een temperament om voorloopig niets te spelen dan jonge, charmante rollen.
Helvoirt Pel, nobele, waardige stem, magistraal, altijd een beetje verheven en zalvend, altijd beheerscht en altijd een tikje te goedhartig, een meesterzanger, wien men tot dusverre niets kon verwijten dan zijne eeuwige plechtstatigheid.
Tosca als drama: eene geschiedenis van beminnen en sterven; somber, tragisch; schitterend van gedrongenheid zoowel bij den genialen en romantischen Sardou als bij den lyrischen Puccini.
Tosca als rol: eene tooneelspeelster, die dit, haar gruwelijkste drama, nièt speelt. Zij doet niets dan liefhebben en lijden. In het tweede bedijf is zij de Pièta, die van hare allerhoogste smart niets uitspreekt. Haar diepste ziel zelfs mag niet weenen. En hoe minder zij uit van de supreme verschrikkingen, welke zij duldt, des te aangrijpender zal zij liefhebben en lijden.
Scarpia: verliefd en diaboliek; geen moment goedhartig; nooit verteederd zonder sarcasme; geslepen, sluw, een real-politiker in amoureuse zaken; man zonder geweten maar met een hart; wanneer Tosca's dolk hem doorboort, gaat hij misschien juist zijn eerste onbevangen woord zeggen zonder bijgedachte; geen onverlaat, geen onmensch, maar een hopeloos verliefde en een sadist.
Dat konden Ligthart en Helvoirt Pel zingen maar niet spelen. En ik bedoel zingen nog als voordragen met eene zekere, voorgeschreven uitdrukking, in het tempo, in de kleur; zij konden het geen van beiden speel-zingen. Zij kenden de noten, zij gaven ze bewonderenswaardig en bloeiend, zelfs verrukkelijk hier en daar. Maar voor een Tosca en voor een Scarpia is de een te weinig nerveus, de andere te bekoorlijk geïntoneerd. Voor zulke fatalistische karakters speelden beiden te zoet, te naïef en te onnoozel.
Gelukkig, dat het orchest er was met zijn overvloed van navrante rythmen en melodieën; gelukkig ook, dat de beklemmende situaties een nuance van kalmeering kunnen verdragen. Men kan zich de spanningen poignanter voorstellen, de karakters onbuigzamer en meesleepender, maar het een hief het ander op en 't drama heeft de hoorders niet losgelaten. Daartoe droeg Jules Moes als Caravadossi bij, Coen Muller als Angelotti, Jos. Rattink als Spoletta, Jac. van Bijleveldt als koster (allen min of meer in de traditie), maar 't duidelijkst en 't veroverendst de onontkoombare warmte van Puccini's muziek.
Willem Harmans dirigeerde en P. Versturme voerde de regie.