Henriette en Anna Roll [Werken van J.W. Kersbergen, Ulfert Schults, F.H.J. Roll, L. Adr. van Tetterode, Dresden, Louis Crèvecoeur, Saint-Saëns en Mélan Guéroult]
Waaraan ligt het, dat ik den ganschen avond merkte, dat Henriette de impulsieve, Anna de bedachtzaam wegende en wikkende is van dit duo, welks evenwichtige samenhoorigheid voor alle tijden scheen vastgesteld? Henriette trachtte van de muziek te maken, wat ze kon, Anna speelde ze, gelijk ze gedrukt staat en zij speelden muziek, waarvan wat gemaakt mòèst worden. ‘Variationen und Fuge’ van J.W. Kersbergen, dateerend uit de dagen, dat Mendelssohn zijn eerst Lied ohne worte. Bach zijne éérste fuge nog zou schrijven; ‘Thema und Variationen’ van Ulfert Schults, een jongere tijdgenoot van Kersbergen, bijna reikend tot Brahms, en daarom met hun beiden zoo voortreffelijk accordeerend aan het Nieuwsje; een ‘Adagio’ van F.H.J. Roll, met veel Meistersinger-polyphonie en Meistersinger-wendingen, een ‘Capriccio’ van L. Adr. van Tetterode, die den heldhaftigen moed vond, om het te voorzien van een ongewijzigd Da Capo. En tusschen al die muzikale welwillendheid, dat eindeloos goed humeur van componisten, die behagen scheppen in het leven en het verklanken als een eeuwige siësta, een Scherzo van Dresden, even een andere tonaliteit aanroerend; ‘Jardins impériaux’ van Louis Crèvecoeur (ook een landgenoot), het eene oor in, het andere oor uit, helaas, helaas, hoe fraai de titel ook klinken moge; de Caprice héroique van Saint-Saëns, zoo veel uitgevoerd, dat al het moois er nu wel af is; en nog een ‘Tourbillon’ van Mélan-Guéroult, met aardige fragmenten, verreweg 't beste, maar toch evenmin wijd genoeg [ge]dragen van toon om eene concertzaal te vullen.
Eéne piano, wanneer er niet veel zaaks op gespeeld wordt, kan u in de stemming halen van het doodelijkste en rouwigste grijs, vraag u dan af wat twee onzakelijke piano's en een lange avond van petits riens vermogen.
Ik geloof, dat ik vroeger de dames Roll reeds raadde, om arrangementen te geven van hier onbekende meesterwerken, nu de beperkte litteratuur voor twee piano's tòch is uitgeput en nu zij tòch voortgaan met concerteeren. Zij zouden b.v. der Sacre du Printemps kunnen introduceeren van Strawinsky, welke ook voor twee piano's uitgegeven werd. Zij hadden zelfs kunnen probeeren of de Six épigraphes antiques van Debussy, voor quatre-mains, omvattend genoeg zijn van accent om ze voor te dragen op de twee onvermijdelijke piano's. Doch zoo dit alles niet gaat wegens een of andere betwistbare reden, waarom dan geen quatre-mains?
In ieder geval zou het loffelijker geweest zijn, als de suite van Dresden, waarvan het Scherzo een fragment is, de muzikale welwillendheden der behaaglijke componisten vervangen had. Dan had echter de bedachtzame van het duo minder moeten domineeren over de impulsieve, gelijk dit dezen avond gebeurde. Want eigenlijk had het heele concert beschouwd kunnen worden als een demonstratie van schoone vingertechniek.