Evert Cornelis [Solist èn dirigent in Francks Variations symphoniques - Victor Vreuls, Jour de Fête en de Tweede van Brückner]
In 1913 was het een halve zaal, die Evert Cornelis toejuichte, gisteren, 5 jaar later, was het een stampvolle, die hem de langdurige en spontane ovaties bracht, welke het critische en moeilijk in beweging te krijgen Concertgebouw-publiek alleen geeft in de minuten van het allerwarmste enthousiasme. De geduldige bewonderaars van Cornelis kunnen tevreden zijn. Ze hebben rustig gewacht en vertrouwd. Cornelis kan ook tevreden zijn. Hij heeft volgehouden onder de verpletterendste omstandigheden, hij verloor zijn werkkracht niet, vermeerderde zijn ziel, zijn meesterschap, zijn geestdrift. Iedereen kan tevreden zijn, vooral het Concertgebouw-bestuur. Die paar jaren censuur heeft Cornelis' persoonlijkheid niet belemmerd. Zijne individualiteit heeft kalm en zeker kunnen groeien tot het hoogtepunt, dat hij vanavond reveleerde. Het Concertgebouw-bestuur, dat bestaat uit eminente zakenlieden, kan vooral tevreden zijn, omdat het een kunstenaar aan de instelling bezit, die Mengelberg in zijne talrijke afwezigheden kan vervangen zonder dat de belangrijkheid der concerten ook in 't minst daalt. Nooit immers heeft 'n publiek zoo duidelijk de partijdige opinie gedesavoueerd, welke uitgedrukt werd in de ‘N.R.Ct.’ van 23 Januari, avondblad: ‘dat de concerten, welke niet onder Mengelbergs leiding staan, al zijn ze nog zoo interessant, zich in slechts matige belangstelling mogen verheugen’. Zoowel de belangstelling als het enthousiasme zijn bovenmatig geweest, bij dit eerste concert sinds maanden, dat door Mengelberg en Dopper veroorloofd werd interessant te zijn. Over de demonstraties van het publiek behoeft niemand in twijfel te verkeeren. Wij gunnen Mengelberg zijne reizen, zijne buitenlandsche successen, zijne hooge honoraria, zijne mooie critieken, wij willen er zelfs trotsch op worden, doch dit alles mag niet ten koste gaan van onze eigen muziek en allerminst mag hem dat den waan geven, dat hij bij die
particuliere voordeelen het recht heeft hier tijdens zijne afwezigheden alles lam te leggen. Hij mag leven, doch moet ook laten leven.
Het was een waagstuk van Cornelis om de Variations symphoniques van César Franck te spelen als solist en dirigent te gelijk. Het is een werk, dat in denzelfde polyphone, min of meer gecompliceerde manier geschreven is van Franck's symphonische muziek, dat expressieve lijnen heeft, welke zorgvuldig moeten worden gevolgd, hoogten en laagten in den algemeenen polsslag, die alle concentratie eischen van den leider, een werk verder met eene solistische behandeling der instrumenten, wier nuances overal beteekenis hebben, waarvan de inzetten ook dikwijls reeds avontuurlijk genoeg zijn voor een dirigent, die zich alleen met deze inzetten bezig houdt, en een werk ten slotte, dat uit de teederste stemmingen is gecomponeerd, en, gelijk alle muziek van Franck, vóór alles vraagt om geheele overgave aan die stemmingen, - melancholie, innigheid en zachte, geestige vreugde -, om meditatie en volkomen, vredige schoonheid. Het was nog te meer een waagstuk voor Cornelis om dit stuk, waarin de piano eene zeer zware, altijd obligate partij heeft, vanaf de piano te leiden, na pas de inspannende en vrij lange ‘Jour de Fête’ van Victor Vreuls gedirigeerd te hebben met al de intensiteit welke Cornelis schenkt aan de muziek, die hij kiest. De groote climax, beginnend bij het middenstuk van Jour de Fête, geleidelijk, onmerkbaar stijgend, gedragen door de diepste en zuiverste ontroering in elk deer van het orchest, was zoo magnifiek opgebouwd dat het al de krachten zijner psyche moet gevergd hebben. Men kon dus denken, dat zijne handen allicht een beetje zouden trillen, toen hij voor den Steinway-vleugel ging zitten. Neen. Hij beheerschte de toetsen, de melodie der muziek, den klank, het rhythme met dezelfde wonderlijke en coloristische verfijning van toucher, welke men alleen van een dirigent hoort, die dagelijks accenten, kleuren en emoties oproept. In het schitterende orchest ontbrak niet één nuance; alles wat muziek levend
maakt, wat de geluiden doet vibreeren tot in het hart van den hoorder, al het oncontroleerbare der ontroering en der schoonheid rees op, machtig en bekoorlijk, uit het meesterlijke geheel. Alles wat in het waagstuk stoutmoedig leek, slaagde met eene veiligheid, eene suggestie van muziek en absoluut kunstenaarschap, dat met verbazing, bewondering en emotie te samen gehuldigd is. Het enthousiasme was zoo uitbundig, dat Cornelis het menuet uit de Sonatine van Ravel als toegift moest spelen. En over deze reproductie, over den klank, het rubato, de sublieme zangerigheid zouden weer heele bladzijden te schrijven zijn.
Na de pauze ging Bruckners tweede symphonie met eene oprechtheid, een gloed en interieure vreugden, die aan Bruckner eene nieuwe overwinning bezorgden en aan Evert Cornelis.