Fransche Opera: Eugène Onéguine (Den Haag)
Het is eene simpele en intime liefdesgeschiedenis: Tatiana bruin, jong, mooi en droomerig, ontmoet Onéguine, den Russischen Werther, of den Russischen Child Harold. Zij bemint hem, schrijft hem een brief en wordt door den pessimistischen romanticus afgewezen. Olga, haar zuster, blond, jong, mooi en practisch, is verliefd op Lenski, den vriend van Eugène. Maar op een bal krijgt Onéguine den rampzaligen inval om Olga uitdrukkelijk het hof te maken. Lenski daagt hem uit, er volgt een duel, hij doodt zijn vriend en twee der voornaamste rollen verdwijnen spoorloos: Olga en Lenski. Onéguine gaat op reis tot hij op een tweede bal Tatiana terugvindt, die ondertusschen in het huwelijk getreden is met den ouden prins Gremine. Een gepassioneerde aria van dezen gelukkigen prins zet Onéguine op zijn beurt in vuur voor Tatiana, hij dringt tot haar door, verklaart haar zijn liefde, zij verklaart hem háár liefde, doch...... zij wil den ouden prins niet ontrouw worden, en de opera eindigt met Onéguine's woorden: ‘sombre destin!’
De figuur van de teedere, verliefde en sonnetten-lezende Tatiana zou niet beroemd zijn geworden bij alle Russen wanneer het niet een heel tragische en intime liefdesgeschiedenis was, en wanneer Poesjkine er geen meesterwerk van gemaakt had. Welk eene figuur ook om er alle jeugdige illusie, allen plotselingen hartstocht, alle teleurstelling, alle smart, alle hopelooze passie en alle zelfverloochening, op een voortdurenden achtergrond van liefde, in uit te zingen voor een componist, die zulke emoties niet minder waardeert dan de noten die hij schrijft! Maar dan had de amoureuse Tatiana, klassieke en populaire heldin der Russische litteratuur, het middenpunt moeten worden. Dan had de heele handeling niet in ‘tafereelen’, onsamenhangend, gebroken en levenloos, doch psychologisch ontwikkeld en geleid moeten zijn evenals in het verhaal van Poesjkine. Dan hadden de helft der avonturen van Lenski en Olga, alle ontboezemingen van den ouden prins en vooral de twee bals moeten vervallen. Dan had echter in de eerste plaats Tschaikowski een dramatisch componist moeten zijn. Twee bals in eene ‘lyrische’ opera van drie bedrijven, dat is minstens één bal fout. Een quartet als vier geliefden, twee aan twee geschaard, elkaar voor 't eerst verrukkingen vertellen, - dat kan een fraai klinkend quartet heeten, doch dat quartet zal tegen alle dramatisch gevoel indruischen; ten eerste verstaat men geen syllabe, ten tweede schijnt de situatie een ieder komisch. Een Olga, zonder dat ze sterft, spoorloos laten verdwijnen - dit accepteert men zelfs niet in de opera. Een prins in een laatste bedrijf nog te introduceeren, hem een der langste en belangrijkste aria's te laten zingen, dat stoort alle evenwicht. Twee hoofdpersonen, Onéguine en Lenski, op een druk-bezocht bal fortissimo te laten kibbelen, zonder dat iemand er nota van neemt (hoewel de dansen stil liggen), dat heeft de meest dwaze opera-logica nooit toegelaten. Zulke onmogelijkheden
veroorlooft een componist niet zijn librettist en niet zichzelf, wanneer hem de ziel zijner menschen meer ter harte gaat dan een wals of een fel duo. Hij stelt zich ook niet tevreden met de uiterlijke verschijningen alléén.
Had Tschaikowsky verstand van karakters? De instrumentatie zijner opera behoudt, welke stemming er ook wordt verklankt, de gewone symphonische kleuren. De keuze zijner thema's, of zij Onéguine, Tatiana, Lenski of Olga illustreeren, behouden de gewone symphonische allure. Alle rollen zijn geconcipieerd van uit eene enkel-muzikale, enkel-formalistische visie, niet vanuit de scenische situatie, nog minder vanuit de individualiteit der personen. Of Onéguine eene liefde afwijst of eene liefde aanbiedt, de muziek wisselt nergens van intonatie, hij wisselt niet van accent. Het geheel is ook niet alleen zonder plan, niet alleen ondoelmatig, onbelijnd geprojecteerd, het mist bovendien alle relief. De emoties van het eerste bedrijf krijgen evenveel draagkracht als de emoties van het laatste. Of Tatiana haar brief schrijft van liefdesverlangen of Onéguine ontvlucht, de indrukken blijven evenredig. Of Lenski afscheid neemt van 't leven, of de oude prins zijn heerlijk geluk prijst, het brengt geen andere spanning, geen nieuwe stijging in de steeds vlakke lijn. Het zijn ‘tafereelen’; tafereelen, welke altijd met de meesterschap, die Tschaikowsky zich verworven had, vervaardigd zijn, doch, waarin nooit de originaliteit, nooit de stuwkracht, de bezieling, de verrassing woelen, welke deze tafereelen boeiend zouden moeten maken. Het drama was Tschaikowsky's domein niet.
Sinds de Italiaansche Opera in 1905 een paar voorstellingen gegeven heeft van Eugène Onéguine werd het stuk niet meer in ons land, zonder dat wij 't misten, opgevoerd. De eigenaardigheden, de geheimen der Russische psyche trekken ons aan, ik geloof zelfs, dat zij ons hypnotiseeren en dat zij macht over ons uitoefenen, doch dan moet die psyche haar authentiek Russisch wezen bezitten. Tschaikowsky gold in ethnografisch-muzikalen zin altijd voor een internationalist en wat zouden wij in dezen Rus, die Moussorgsky voor een knoeier verklaarde, kunnen vereeren aan onvervalscht ras en autochtoon talent? Geef ons den knoeier Moussorgski, geef Borodine, geef Rimsky-Korsakoff, geef Strawinsky, in deze meesters geeft men het Rusland, dat wij verlangen en gelijk het is.
De scherpzinnige presidente van het comité, dat deze Onéguine-voorstelling op touw zette, mevr. Heemskerk-De Zaremba, weet het trouwens beter dan wij en zij zal de eerste zijn om dezen Tschaikowsky als een wat verouderd, wat gebrekkig en wat algemeen-Europeesch te critiseeren. Hare wenschen reiken misschien nog verder dan de onze en men ziet geen enkele belemmering, waardoor ze niet vervuld zouden worden. Als reproductie beschouwd, gaf de Fransche Opera bij dit begin eener hypothetische Russische serie zelden een vertooning, welke tot in de kleinste détails artistieker bezet was. Emma Luart, met hare prachtige standen en verrukkelijke stem, schiep eene zeer sensitieve Tatiana; Roosen gaf den onduidelijken, grilligen en onbeheerschten Onéguine, vooral vocaal, in eene meesterlijke gestalte; Nordi, indrukwekkende en buigzame alt, zong de Olga; Salvaneschi, in een Fransch zonder nasalen, maar met een bewonderenswaardig subtiel mezza voce en met zijne lenige schakeering der expressie, maakte den Lenski bijna tot hoofdfiguur; Maudier zong de paar coupletten van Triquet zóó, dat zij even een geheel afzonderlijk milieu opriepen; Dukers bracht den prins Gremine buitengewoon virtuoos op den voorgrond; Jonet, als Zanetski, een der getuigen, wist zelfs deze kleine rol interessant en mooi te releveeren. Alleen de Niania (voedster) van Mme. Vallier en de Mme. Larina van Mlle. Diane schoten bij de uitbeelding harer rollen een beetje te kort, de een in wijze gemoedelijkheid, de andere in statigheid.
Van de regie zou ik niet veel goeds kunnen zeggen en de dirigent Jules Deveux werd volmaakt juist geteekend in het programma: ‘ne perd jamais son sang-froid’. Men roemt er ook ‘solidité du pilier central’, en niet zonder reden. Dikwijls lijkt het te solide, solider dan wellicht noodig is.
Nooit zag ik zooveel bloemen en zoo monumentale bloemen als op dezen eersten Russischen avond, welke gegeven werd ten bate van de geallieerde krijgsgevangenen. Doch al kennen wij in Amsterdam die overdaad van bloemen niet, wij zijn sterker in het enthousiasme, geloof ik.