Nederlandsche Opera: Lohengrin
Gisteravond bracht de Nederlandsche Opera de eerste opvoering in dit seizoen van ‘Lohengrin’ en eigenaardig en onverklaarbaar is 't, dat, waar de bezetting op één enkele uitzondering na (Coen Muller verving Kubbinga als Hendrik den Vogelaar), dezelfde was als verleden jaar, de uitvoering zoo ver van de volmaaktheid was verwijderd. Want volgens menschelijke berekening hadden we mogen verwachten, dat de regie de massa nu volkomen zou beheerschen en dat de koren geen enkele aarzeling zouden kennen. Hoe onbereikbaar ver het ideaal was bleek o.a. in het eerste bedrijf, wanneer het wonder van Lohengrins komst allen ontroert en ontstelt. Geen spoor van ontsteltenis was te bekennen. Ieder volgde nauwgezet de aanwijzingen van Van Raalte's dirigeerstok. En deze stokstijve onbeweeglijkheid werd niet goedgemaakt door een perfecte, homogene harmonie: zelfs beleefden èn hoorders èn artisten enkele zeer benauwde oogenblikken, toen in het tweede bedrijf het koor, dat Elsa van Brabant den welkomstgroet toezingt, met den besten wil niet meer in bedwang kon worden gehouden. Ook leed het tusschenspel in de laatste acte door de decor-verwisseling, die al te veel tijd eischte, maar hier zal de herhaling natuurlijk verbetering brengen Misschien brengt de herhaling ook meer mouvement, meer actie, meer teederheid en lyriek; slechts Ortrud (Liesbeth Meissner) kon met haar warme, hartstochtelijke stem ons haar wraakgierige heerschzucht doen mee voelen; terwijl Telramond (Helvoirt Pel) in alle opzichten haar waardige tegenspeler was. Nog één wensch moet ons van 't hart: wanneer verschijnt de ideale opera-regisseur, die Royaards als zijn leermeester erkent en dus de duiven aan touwtjes van het tooneel verbant?