Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd[Krüger in het Hoboconcert van Händel, Evert Cornelis in Beethovens Prometheus]Hetgeen bij de violen, de violoncellen mogelijk is, dat iemand van de laatste lessenaars weinig minder kans en gelegenheid krijgt om als solist op te treden dan de concertmeesters - zie, ik heb nooit begrepen, waarom dit niet gaat bij de hobo's, de clarinetten, de fagotten. Vanavond was het weer Krüger en mijn eenige grief tegen hem is niet, dat hij een oud stokpaard voor den dag haalde. Neen. Maar Krüger is een bazig tyran en lang niet jong meer. Als tyran speelt hij het heerschertje over Blanchard en Tiel, laat hij geen solo voorbijgaan en niet alleen tevreden met de hobo, regeert hij ook nog de Engelsche Hoorn. Hoe dikwijls leek Krüger me al niet onuitstaanbaar als ik hem zijne medewerkers een mooien Engelschen-Hoorn solo zag wegkapen! En hij is niet jong meer. De hobo en de cor anglais zijn heel gevoelig voor soepele lippen en een soepele ademhaling. Hoeveel malen zou de toon van Blanchard voortreffelijk zijn? Laten wij ze vergelijken: het geluid van Krüger is dik, traag en oververzadigd geworden; hij verloor bijna alle subtielere uitdrukkingsmiddelen, nuances geeft hij niet meer en de laatste gevoeligheid, welke hem rest, uit hij in een eenigszins gechargeerd sentimentalisme; Blanchard speelt ijl, zwevend, met een veelvuldig gevarieerde vibrato, met een minder stramme techniek, hij maakt ruimte in den toon, fantasie en kleur; Krüger blaast driemaal zwaardere klanken, rythmen, phrases, Blanchard driemaal lichtere en Blanchard's toon draagt veel zekerder, veel verder en heeft veel meer charme. Het is niet alleen jammer, dat de hobo zoo zelden solistisch optreedt, het is nog erger, dat de tweede lessenaar systematisch geweerd wordt, omdat Krüger een beetje ijdel en bazig de eeren aan zich meent te moeten houden. Over het hobo-concert van Händel valt niets te zeggen, dan dat het gauw afloopt. Alleen de largo heeft voor onzen tijd nog ziels- of gemoedswaarde, de rest is degelijk, maar zinneloos en leeg gerinkel van mortierenGa naar voetnoot*, aan welke we volkomen ontgroeid zijn. Hoe iemand der hoorders behagen of bekoring kan vinden in die eentonig, en nutteloos geaccentueerde rythmen (onbeduidende rythmen overigens) zou me een raadsel zijn. Doch de hoorders vonden er slechts matig behagen in. Evert Cornelis heeft de Prometheus-muziek van Beethoven's jongen tijd nog eens uit de bibliotheek gehaald en wanneer hij ze niet zoo melodieus, lenig en sensitief gedirigeerd had, zou ik een klaag-zang moeten aanheffen over het absoluut onbelangrijke van zulk een avond. Doch de atmosfeer van gevoeligheid en teedere poëzie, welke hij met weinig gebaar en alle denkbare interieure mededeelzaamheid weet te tooveren over het andante-gedeelte, is toch wel even heel merkwaardig. Gelijk echter gedurende de laatste weken de programma's van het Concertgebouw zijn samengesteld, kan het niet den heelen winter duren, maar het zou onbillijk zijn om hierover Cornelis verwijten te maken. Ik voor mij heb me voorgenomen om nog enkele principieele dingen te schrijven, wanneer de 20.000 gulden orchesten-subsidie van minister Treub ter sprake zullen komen. |
|