Nederlandsche Opera: De Hugenoten
De Hugenoten zijn nu 81 jaar geworden en men is verplicht, om sommige dingen voor goede munt aan te nemen. Zelfs de Bénédiction des Poignards werkt nu komisch. Wanneer die Edelen, die rood-gekruiste paters, de kleine en groote witte nonnen, allen dolken-zegenaars, geheimzinnig, met de vingers de lippen, pianissimo schoorvoetend naar de deur wandelen om deze te verlaten wijl de samenzwering is afgeloopen, en, bij die deur gekomen, plotseling met hun allen te zamen naar den voorgrond snellen, luidkeels, manmoedig, fortissimo schreeuwend – zoo eventjes maar – om dan weer geheimzinnig en pianissimo terug te schoorvoeten, dat is een van die momenten, waarvoor men in een lach schiet, hoe beroemd, hoe romantisch de Bénédiction des Poignards dan ook wezen mag. En men schiet in een lach wanneer Marcel beweert: 'God kan toch dáár niet wezen', en Bois-Rosé zegt: ‘Hij heeft gelijk’ maar het koor antwoordt: 'rataplan-rataplan-rataplan-plan-plan'. Er is ook door géén dramaticus ter wereld ooit een vrouw uitgedacht, die den plicht voor haar man en de liefde voor haar minnaar zoo precies weet uit te meten als Valentine. Een onverwachter huwelijk dan tusschen den Graaf de Nevers en Valentine is trouwens nooit gesloten en nooit zijn twee menschen zóó spoedig getrouwd: geen minuut na het overlijden van den man, die bij de vrouw toch geenszins in een slecht blaadje stond. En de regisseur heeft van het laatste tafereel wel het grappigste gemaakt, wat kon worden uitgedacht: op een plein liggen een 25 gedoode Hugenoten verspreid. De dolken-zegenaars, edelen, paters en nonnen komen aangerend en om niemand der gedoode Hugenoten per ongeluk een scheen stuk te schoppen, een schedel te beschadigen of een por in de maag te geven, gebiedt de voorzichtigheid om een soort van bacchantischen lijken-dans – variatie op den eierdans – uit te voeren. Het was buitengewoon humoristisch. Achter al die nagezeten, dansende dolken-zegenaars verschenen Raoul, Valentine en Marcel, die in het vorig tafereel nog nagezeten werden. De plotselinge voorsprong miste zijn effect niet en één schot was genoeg om alle drie tot een liefelijk kluwen op den dooden-akker te doen neerstorten. Er zijn weinig blijspelen, waarbij zoo gelachen kan worden als bij deze groote opera in vijf bedrijven van Meyerbeer.
Vergeet niet, dat ze 81 jaar is en vergeet niet, dat er al op gescholden wordt vanaf 1855. We hebben ze ook in jaren niet meer gehoord. Ieder soort van opera is in ons Hollandsch bestaan, waar men zich meer bekommert om de gezondheid van eene vereeniging tot verbetering der vrouwenkleeding dan om het welzijn der tooneelkunsten, een meevaller. Wij hebben geen tijd en geen kans, om aan de Hugenoten te ontgroeien. Wij zijn paradijsachtig onschuldig gebleven en vinden ze nog mooier dan we ze in 1836 gevonden zouden hebben. Ja, ik moet bekennen, hoewel de hoofdscenes niet groot-steedsch, niet overweldigend waren, dat wij de Hugenoten aanbaden, gelijk onze grootmoeders. En toch staan er coupletten in, welke, zoo men ze vond in de ‘Preussische Zeitung’ of in de ‘Lokal Anzeiger’ den storm van verontwaardiging zouden ontketenen. B.v.:
‘Nog nooit heeft mijn arm gebeefd
Want slecht wordt door haar geleefd!
Vaag weg, met het scherpe zwaard,
Doch ik ben er van overtuigd, als Kubbinga ze maar wat beter gezongen had, dat dit verwoede bloed-tappen zou zijn toegejuicht. Men applaudisseerde in het derde bedrijf ook wel ‘Leve de oorlog!’ Zoo zijn nu eenmaal – de melomanen.
Ik sta helaas anders voor het werk, omdat het een oude, taaie, belachelijke draak is en zal meer dan de helft mijner opinie over Meijerbeer inslikken, om Koopman's Opera zoo weinig mogelijk te dwarsboomen en omdat men de melomanen heeft goedgedaan. Het stuk was bezet met eene uitstekende verzameling solisten, van wie de meesten verrasten in rollen, waarvoor men ze niet aangewezen achtte. Zoo Tilly Westenberg als Margaretha de Valois. Dat was niet de ras-echte coloratuur maar het leek er sterk op. Zij zingt trouwens moeilijke en gemakkelijke dingen met altijd dezelfde charme, levenslust en zekerheid. Lea Fuldauer als Urbain maakte een aardige entree en had een open doekje verdiend. Men kan aan de zelfbewuste onvervaardheid der twee zangeressen merken, dat de Ned. Opera sinds 't vorig jaar aan standing en crediet gewonnen heeft. Faniella Lohoff had echter als Valentine niet haar gelukkigste rol. Zij zingt ze voortreffelijk (op een paar oorverscheurende hooge tonen na) maar de aard van haar dramatisch en vocaal talent lijkt mij voor zulk werk, met weinig spel en waarin alles aankomt op de stem, niet geschikt.
Van de solisten was Kubbinga als Marcel de eenige, die absoluut niet voldeed. Hij gooide er maar na, zijne stem heeft het karakter niet om 't fanatisme van den hyper-calvinist uit te drukken en was ook niet penetrant genoeg om voldoende over 't voetlicht te komen. Van Tulder schijnt zijn geluid aan 't vereenvoudigen te zijn; hij kon ten minste nog slechts een hobo genoemd worden in de twee kleine rollen, die men hem gegeven had. Jules Moes als Raoul was een van de onverwachtste verrassingen. Waarbij men alleen behoeft te zeggen, dat hij zijne succes-noten glansrijk haalde. Helvoirt Pel als Graaf de St. Bris en Anton Dirks als Graaf de Nevers waren beiden buitengewoon voortreffelijk.
In de stampvolle zaal heerschte de temperatuur van den Bartholomeus-nacht (24 Augustus) en hoewel sommige gedeelten der Opera wel erg gesimplificeerd waren en 't slot van 't vierde bedrijf b.v. zijn kleur van moord, brand en ontzetting totaal verloren had, is de opvoering een aanzienlijke triomf geworden.
De kapelmeester Willem Harmans dirigeerde in 't begin wat nuchter, later met meer warmte. Ik kreeg evenwel niet den indruk, dat hij 't orchest zich reeds assimileerde en dat hij 't soepel en gemakkelijk beheerscht. De mise-en-scène toonde veel praal in decors en costuums (welke door de solisten koninklijk gedragen werden) en meer dan stijl genoeg om den regisseur zijn lijkendans te vergeven. Ik zou hem echter den raad willen geven om bij een ‘koor van Edellieden’ niet alleen de rompen te stileeren doch ook de koppen, dan is alles in orde.