[Mahler, Eerste symphonie – Liszt, Pianoconcert in Es (solist Vera Schapira) en Les Préludes]
Liszt schreef zijn piano-werken voor zichzelf. En hoe zou Liszt, die alle physionomieën heeft gehad (Van Romeo tot Abbé), die niet minder vrouwen heeft bemind dan Henri IV, Liszt, wiens aantal onwettige kinderen (wettige had hij niet), voor zoover gecontroleerd kon worden, door de Duitsche wetenschap is vastgesteld op 54, Liszt, die in zijn heele eeuw thuis was, in de Zigeunerkampen evengoed als in Weimar, waar zijne en Wagner's Muziek de Letteren van Goethe hadden opgevolgd, Liszt die met alle kunstenaars van alle kunsten, en de negentiende eeuw had er eene statige rij, is omgegaan (Liszt in ieder opzicht het tegendeel van den historischen lakei-notenkraker, dien de kleine Duitsche hoven gekweekt hadden), hoe zou deze Liszt, met al zijne grandioze eigenschappen, in het Es-groot-concert den solo-triller gespeeld hebben, welke daar een paar bladzijden duurt?
Anders dan mevrouw Vera Schapira. Romantischer, poëtischer. Hij zou er wat in gebracht hebben óf van den Romeo óf van den Abbé. Die triller moest gaan leven. De eene maal anders dan de andere, maar hij zou altijd een subtiel fantasma zijn; een bewogen geluid, geen noot. Waarom anders die niets-zeggende, vervelende en voor den executant niet moeilijken triller? Om uit te rusten? Neen - rusten genoeg in dit concert. Alleen om te betooveren op eene heel origineele en vereenvoudigde manier.
Voor dergelijke finesses zijn de tegenwoordige pianisten niet meer toegankelijk en waarom respecteert men de tegenwoordige pianisten eigenlijk? Bij zoo'n triller zet mevrouw Schapira een paar vingers machinaal in beweging en zij trillen de noot als een goed motortje, tot het wordt stop gezet. Zonder fantasie, zonder nuance. Kan ik dat prijzen? Kan ik prijzen, dat zij met eene behaaglijke zekerheid de hàlf-walsende scherzandi speelt, dat zij met een ‘krachtigen aanslag’ maar zonder geest en zonder evocatie, zonder de minste panache het voortvarende hoofdthema reproduceert? Romantiek is niets dan roman in het nuchtere en reëele leven; het leven gespeeld als eene rol. En een nuchtere reëele pianist, voor wien pianospelen de eenige rol is, kan zich niet wagen aan romantiek. Wat de noten betreft zal ik mevr. Schapira niet te kort doen. Zij geeft ze met zelfbewustzijn, met vastheid, met routine en met virtuositeit. Maar dat maakt het pianoconcert van den legendairen toovenaar op 't kantje af van onbeduidend en leeg.
Mengelberg dirigeerde de eerste symphonie van Mahler en Liszt's ‘Préludes’, beiden in eene onnavolgbare orchestrale vertolking. Voor Mahler moesten vijf jaren geleden nog lansen gebroken worden en nu reeds is hij opgenomen in den Godsvrede. Hij had dus niet zoo erg revolutionnaire eigenschappen, de Meester. En met schrik denk ik er aan, hoe het zal zijn, als er wederom tien jaren verstreken zijn en ik dan nog de criticus ben van deze symphonie, welke nu reeds in den Godsvrede leeft. Het schijnt, dat de oorlog ons allen innerlijk wèl vele jaren ouder heeft gemaakt. Voor de Préludes had ik altijd een zwak en nu zag ik overal technische leegten, leegten in de expressie. Het ging me als met een roman van George Sand, een tooneelstuk van Victor Hugo, dat men voor de curiositeit nog eens opneemt. Hier en daar een mooie bladzijde, een mooie scène, als geheel - wat eenmaal meesterwerk was - verouderd. Het is soms treurig, wanneer men veroordeeld is te leven. Met Mahler ging het me bijna ook zoo. En waar zijn de nieuwe auteurs, die onze nieuwe verlangens stillen?
Over den jongen man, die nu als derde redacteur aan het programma schijnt toegevoegd (men bevredigt mij in dit opzicht gewoon-weg vreeselijk) en die in de terminologie van Verwey en ‘De Beweging’ Liszt niet ‘gebonden’ vindt - alsof Liszt eene saus was - den volgenden keer. Mij dunkt echter nu reeds dat het Concertgebouw zijn programma niet open moest stellen voor divers en haast onverstaanbaar geleuter over ‘herwordend geestesleven’. Dat Verwey een artikel, een vers, eene critiek opneemt zoodra daar het woord ‘gebonden’ of ‘gebondenheid’ in voorkomt, behoeft voor ons, musici, geen maatstaf te zijn. Alleen héél enkele letterkundigen immers zijn in staat den ‘gebonden’ Verwey met waardeering te lezen en dan nog - hoe critisch! en wat voor letterkundigen!