Fiedemann-Quartett [Gösta-Berling-rhapsodie van Paul Juon, Strijkkwartet op. 30 van Tschaikowsky en Piano-kwintet op. 81 van Dvorak]
Het ‘Fiedemann-Quartett’, nog niet voorkomend in onze concert-annalen, is samengesteld uit onbekende namen. Het speelt niet goed en het speelt niet slecht. Zij forceeren den stok tot een ruigen, schralen toon, welke aan de punt en aan den slof bijna altijd krast; de kleur is blikkerig. Zij geven een zeer middelmatig ensemble-spel; de simpelste pizzicato komen er ongelijk uit en bij een gewonen unisono vliegen er in een der partijen altijd splinters af. De voordracht der nieuwe 4 helt over naar het dilettantisch appassionato; hunne expressieve crescendo's zijn smakeloos; het is een mengsel van bluf (zij zullen denken ‘vervoering’) en lacrymogene huilerigheid. Het mist zoowel beschaving als technische afzondering. Steeds vliegen de splinters er af, het meest wel bij den aanvoerder professor Fiedemann. De altist Boris Kreyt lijkt de beste.
Het ‘Fiedemann-Quartett’ is dus eer slecht dan goed te noemen. Het schijnt echter, dat zoo'n vijfde-rangs ensemble in ons land altijd wel een clubje vindt om het op sleeptouw te nemen. In Den Haag de Kamermuziekvereeniging; hier de ‘Amsterdamsche Kunstkring’. Ik begrijp het van geen van beide, doch het minst van de A.K., die Roomsch-Katholieke beginselen zegt voor te staan. Wat is er voor Roomsch-Katholieks in zoo'n programma of zoo'n uitvoering? Is het kwartet van Zimmermann minder R.K.? Of als dat geen overweging is (goed) waarom moet eene vereeniging hier altijd minderwaardigen buitenlandschen muzikanten een aardig zaaltje en een aardig contract bezorgen? De A.K. zou een betere daad verricht hebben, wanneer hij het Concertgebouw-sextet of de Madrigaal-vereeniging geëngageerd had.
Het programma bestond uit de Gösta-Berling-rhapsodie van Paul Juon (men moet een musicus zijn om over dat boek een rhapsodie te schrijven en Juon schreef er 2 over!), het strijkkwartet op. 30 van Tschaikowski en het Piano-kwintet op. 81 van Dvorak. Mevrouw Vera Press-Maurina van het vroegere Russische trio, dat het laatst hier was in 1912, speelde de piano-partijen. Zij maakte het ensemble niet homogener en ook haar aanslag en laksche rythmiek konden niet boeien.