Amsterdamsch Strijkkwartet [Werken van Ottokar Novacek en Frank Bridge – Beethoven op. 18 No. 3]
Er waren twee quartetten van tijdgenooten, welke men hier nog niet of nog bijna niet hoorde en ze zijn zoo licht, en onderhoudend en gevoegelijk geschreven, dat het luisteren niemand moeilijk viel. Die quartetten zijn ook zoo voortreffelijk gemaakt, dat men ze wel moet prijzen in Zondagsstemming, al beteekenen ze niet veel meer dan een muzikaal stilleven. Verder dan de heel kalme, heel gematigde idylle gaat noch Ottokar Novacek (die reeds dood is) noch Frank Bridge (die nog leeft) en wanneer ze niet voldoende interesseerden zou 't enkel zijn, wijl men ons wende in de muziek meer sensatie van schoonheid te zoeken dan aardige, lichtelijk meditatieve, nergens aangrijpende, maar toch altijd tintelende en verstrooiende opmerkzaamheid.
Novacek's en Bridge's quartetten zijn causerie en als het Amsterdamsche (het kwartet van Zimmermann) gewild had, zouden zij bij Beethoven gemakkelijk een stuk gevonden hebben om onze twee tijdgenooten in een oogwenk te verpletteren. Zij kozen echter Beethovens opus 18, No. 3, dat charmant klinkt, maar ook niet meer is dan causerie of belletrie en zoo bleef eigenlijk het interessante moment den geheelen avond achterwege. En zonder dat interessante moment der schoonheid, die even onzen polsslag wijzigt, valt zulk een avond, waar men voortdurend zwerft van 't zelfde naar 't zelfde, wel wat lang.
Er is ondertusschen gemusiceerd met mooien klank, met veel nauwkeurigheid, met evenwicht, met geest, en met een applaus, dat altijd zeer toegenegen en overvloedig was. Zonder twijfel voor de echte, overal bekorende vioolziel van Zimmermann, welke ik nog even moet memoreeren, omdat ze het meest trof.