Het Haagsch Trio [Debussy's Viool- en Cellosonate, Suite sur des Chants bretons van Jean Huré, Trio op. 18 van Saint-Saëns]
Wanneer ik overmoedig deed, zou ik bij 't begin van dezen winter, dat vol goede voorteekenen is, uitroepen, dat de Fransche muziek over de geheele linie hare overwinning behaalde. Het Concertgebouw heeft zijne maand voorbereidende repetities bijna uitsluitend gebruikt voor het instudeeren van nieuwe Fransche werken en men hoopt slechts, dat zij niet alleen ingestudeerd, doch ook opgevoerd zullen worden. Waar in drie weken de vioolsonate van Debussy, welke nog niet ouder is dan dit jaar, driemaal door verschillende personen wordt uitgevoerd, daar wijst dit heel zeldzaam geval op een wakker geschrokken aandacht en op een ijver om in te halen wat verzuimd was, die bij kunstenaars niet verwonderen kan. En er zouden, wanneer ik overmoedig wilde zijn, vele kenteekenen aangeduid kunnen worden van een winter, welke haast uitsluitend aan de Fransche kunst zal behooren. De heer Rutters heeft dit trouwens ook geroken en verdenkt ons in het ‘Hbld.’ van snobisme. Heb ik hem en zijn denkgenooten ooit van snobisme verdacht, wanneer ‘Electra’, ‘Salomé’, ‘Der Rosencavalier’ vóór er een jaar na de Duitsche première verstreken was, ten kostte van tienduizenden guldens in Amsterdam en Den Haag werden opgevoerd? En alles werd volgeschreven met lof? Heb ik hem en zijn denkgenooten ooit van snobisme beschuldigd, wanneer de middelmatigste Duitsche symphonie, de middelmatigste bundel Duitsche liederen, Duitsche koren, kamermuziek, kortom àl het middelmatigste, onmiddellijk in onze zalen werd geïmporteerd en met belangstelling werd behandeld door hem en zijn denkgenooten? Heb ik hem ooit van snobisme verdacht, wanneer hij met onverholen sympathie toeliet, dat Duitsche solisten hier tientallen jaren de plaatsen innamen van onze landgenooten? Heb ik hem en zijn denkgenooten ooit van snobisme beschuldigd, bij het gedulde feit, dat er sinds tientallen jaren in ons land alleen nog gezongen
wordt in het Duitsch? Ik wil hem in al deze zaken niet eens van domheid, van kortzichtigheid, van kwaadaardigheid verdenken, ofschoon daartoe reden bestaat.
Maar wanneer wij dan het evenwicht wenschen te herstellen, een evenwicht, dat voorloopig alleen als amende honorable tegenover eene lang verwaarloosde schoonheid kon beschouwd worden, dan houde hij en zijne partij, zoo er eene is, het er ten minste één oogenblik voor, dat wij handelen uit artistieke overwegingen, uit enthousiasme, uit liefde en ook uit zelfbehoud, omdat wij niet wenschen onder te gaan in den sleur, welke sedert tientallen jaren niet veranderd is.
Willem Andriessen schijnt zich voor goed georiënteerd te hebben naar de Fransche muziek en verschillende zijner vrienden en bewonderaars zullen dit met leede oogen zien, doch hij zal vermoedelijk trachten hen te bekeeren. Daar het op theoretische en muzikaal-technische gronden is vast te stellen, dat de Duitsche school radicaal is uitgebloeid en dat de eigenschappen, welke haar wezen vormden, voor verdere ontwikkeling niet geschikt zijn, hetgeen door het hedendaagsche totale gebrek aan talenten (wat komt er uit Duitschland?) nog onderstreept wordt, verwondert het mij geenszins, dat een intelligent kunstenaar, gelijk Willem Andriessen tot conclusies kwam, welke hem de andere richting wezen als vruchtbaarder en méér geschikt tot ontwikkeling der persoonlijkheid.
Het grootste genoegen van dit concert, door het Haagsche Trio gegeven, was voor mij de derde auditie van Debussy's vioolsonate. Het tempo werd nu nog ongeveer 1/4 sneller genomen dan door Orobio-Schnitzler en de geheele opzet van het eerste deel was emouveerend, machtig en grootsch; het tweede thema (in e-groot) zou bij een gedragener voordracht meer indruk gemaakt hebben; dit is het eenige wat ik Swaap en Andriessen in overweging wil geven, die ze beiden overigens meesterlijk gespeeld hebben. Even groote schoonheid werd bereikt met Debussy's cellosonate, origineeler geconcipieerd en nieuwer van ontwerp en met bezieldere accenten over het algemeen dan de viool-sonate. Andriessen speelde ze met Van Isterdael. Uit de Suite sur des Chants bretons, van Jean Huré, trof vooral de goddelijke melodie van het derde deel, een der subliemste hoogtepunten van volksmuziek. De suite van Rameau (bewerkt door Saint-Saëns) bekoorde vooral in het laatste stuk, tintelend van geest. Het trio van Saint-Saëns (op. 18) was charmant: Italiaansche melodiek en Berlioz-rythme in solieden, klassieken vorm - zonder schoolvosserij à la Brahms.
Het Haagsch Trio is een uitstekend ensemble, dat wij hier groote successen toewenschen.