A. Orobio de Castro - Schnitzler [Opnieuw de Vioolsonate van Debussy]
De vioolsonate van Debussy werd gisteren door Arthur Orobio de Castro en Louis Schnitzler ongeveer ¼ sneller gespeeld dan Maandagavond door Rudelsheim en Blaauw. Natuurlijk ook duidelijker, lichter, sensitiever, voller van fatasie en teederheid. Maar al nemen zij het Fransche tempo, dat ik nóg ¼ sneller schat dan dat van gisteravond, zoodat het hoofdthema meer grandezza en lenigheid minder spleen en mijmering zou krijgen, al speelden zij het heele werk in die wisseling van chevalereske désinvolture en verren weemoed, waarin het zonder twijfel bedoeld is, de weemoed, de mijmering, de bekende streelingen der vroegere muziek van Debussy, zijn beter, persoonlijker, gestileerder en volmaakter uitgedrukt dan de vroolijkheid, de brio, de désinvolture, waaraan de componist geen oogenblik geloofd heeft. Dat kan geen vertolking verbergen. Het werk bestaat voor de helft uit gevonden melodieën, die verrukkelijk zijn, voor de andere helft uit gemaakte of geforceerde melodieën, welke alle overtuigingskracht missen. De gevonden melodieën (de zang-gedeelten van het eerste stuk b.v.) ontroeren en men vraagt niet of ze nieuw of oud zijn; in de gemaakte melodieën (hoofdthema 1e deel, hoofdthema intermezzo, hoofdthema finale b.v.) stuit men onmiddellijk op de formule, op machteloosheid in het accent en op 't misbruik van alle mogelijke thematische trucs. Dat dit jammer is, ongelooflijk jammer, behoef ik niet te zeggen. Ieder van ons ziet uit de werkkamer van Debussy, die zich op de titelpagina dezer serie van zes sonates ‘musicien français’ noemt, liever een onaantastbaar, onkreukbaar meesterstuk komen. Doch Debussy's historisch gevoel, dat in een vroegere periode zijn genius onschatbare diensten heeft bewezen, speelde hem hier parten. Want voor de eene helft is hij teruggekeerd tot het muzikale classicisme, waarvan men de moderne Fransche muziek geheel vrij waande. Deze vrijheid van dogmatiek, van
formalisme, werd niet alleen gedemonstreerd door Ravel, door Albéniz, door Roger Ducasse, maar ook door den vroegeren Debussy en zelfs door den Debussy van de bewonderenswaardige helft dezer sonate. Hij kan ze ook alleen verloochend hebben door een soort van tijdelijke uitputting, hopeloosheid, schrik voor het leven of hoe ge het noemen wilt.
De uitvoerders hebben het stuk tweemaal achtereen gegeven en zij stond tusschen eene sonate van Veracini en van Brahms. Arthur Orobio de Castro is een zeer voortreffelijk violist, een der uitstekendste van de jonge violisten, die eene solide techniek bezit en een warme muzikaliteit. Schnitzler speelde de piano-partij van Debussy meesterlijk, prachtig in de kleur en prachtig in de nuance. Hij was bewonderenswaardig.