50-jarig jubileum A.C. Brouwer (Concertgebouw) [Brouwers Derde symphonie]
Vijftig jaar terug, op vijftien-jarigen leeftijd, trad A.C. Brouwer als artist in 't orchest van het Paleis voor Volksvijft. Later begon hij met viool en clarinet, sinds 1870 geeft hij les in klavier- en viool-spel, sinds 1890 onderwijst hij harmonie, contrapunt en compositie aan de muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, hij is sinds tijden penningmeester van ‘Caecilea’ en secretaris van ‘Apollo’ en reeds 30 jaren leidt hij belangeloos de philharmonische kapel ‘Mozart’, de eenige, die zijne composities uitvoerde. Het openbare leven, het forum, bleef ontoegankelijk voor hem en velen moeten met verwondering gehoord hebben, dat Brouwer zijn jubileum vierde. Wat den jongen man niet gelukt is, gelukt zoo den vijf-en-zestig-jarigen jubilaris: een bres te maken naar het land van belofte. Zeggen wij beter laat dan nooit. Dat is de minst bittere opmerking, waarmee deze laat-opgaande zon kan worden begroet. Men zou er een Nietzscheaansch geval van kunnen maken en den philosooph kunnen na-treuren, dat onze maatschappij zoo afschuwelijk op haar kop staat. De sterksten van het ras, niet waar, zondt men naar de eerste linie, om ze uiteen te laten rukken door de granaten, voor de zwaksten bouwt men gestichten; om hunne dagen zoo lang mogelijk te rekken. Dat behoeft geen verdere toelichting. Grétry, die honderd jaar dood is, schreef het reeds in zijne Memoires: ‘Aujourd'hui, pour faire toujours le contraire des anciens, l'homme de génie n'obtient des éloges qu'aprés décès. On encourage les morts on décourage les vivants’. De spatieering is van mij.
Met Hubert Cuypers hadden wij nog aanknoopingspunten. Cuypers' kunst bezit nog eene gestalte, want de kerkmuziek, hoe bescheiden ook van aard, speelt hare rol in de maatschappij. Met Brouwer is het anders. Ik zou de intuïtie hebben van een wonderdoener, wanneer ik er in slaagde van Brouwer's muziek de gestalte te vinden. De geheimen van hare geboorte worden waarschijnlijk bewaard door de philharmonische kapel ‘Mozart’ en ook deze maakt geen deel uit van het openbare leven. Wij beginnen er dus niet aan. Wanneer een componist den leeftijd moet bereiken van vijf-en-zestig jaar om eene allereerste opvoering te zien gebeuren van de muziek, waarmee hij misschien zijn leven staande hield, dan zou ik bij eene waardeering van zoo'n feit 't liefst kiezen tusschen het uiterste mededoogen of 't uiterste sarcasme. Maar noch 't een, noch 't ander kan nut hebben. Het is een geluk, dat zulke zonderlinge toestanden alleen bestaan in de muziek-wereld en in de muziek-wereld vaart iedereen zeer wel, zelfs de jubilaris van hedenavond. Als de schilders of de letterkundigen een bedaagden meester ontdekken, dan is hij gewoonlijk niet welvarend en ten minste een genie. Bij de musici kwam dit pas eenmaal voor; toen Gabriel Pierné een paar jaar geleden Fanelli voor het daglicht bracht, een hongerlijdend copiïst, die zijn leven staande hield met geniale uren.
Evert Cornelis, het Caecilea-orchest (in hoofdzaak gevormd door het Concertgebouw-orchest, gelijk men weet), de maatschappij ‘Apollo’, de philharmonische kapel Mozart, Louis Zimmermann, die uit enthousiasme medewerkte, en het publiek, dat niet erg talrijk en niet erg geestdriftig was, hebben echter uitstekend werk gedaan voor A.C. Brouwer. Men begon met de ouverture van Freischütz en men eindigde met de ouverture van Tannhäuser, reeds verafgelegen mijlpalen der muziek-geschiedenis, in welker buurt ook de 3de en laatste symphonie van den jubilaris speelde. Na deze symphonie kwamen er vele toespraken en vele lauwerkransen, waarbij geen enkel schamper woordt geuit is. De avond zelf werd blijkbaar geacht een voldoende aanklacht te zijn tegen ons z.g. muziek-leven.