Reschiglian - Andriessen [Diepenbrock, Recueillement en Debussy, Children's Corner]
Giuseppe Reschiglian heeft nog een tweede concert gegeven. Hij zong weer de vier liederen van Bossi, die hij in December reeds gaf, een zeer gevoelige aria van Caccini, welke van gisteren kon zijn, met hare warme contouren, hoewel de auteur tot de stichters der opera gerekend wordt, hij zong een romance van Tosti, zoet en smeltend, gelijk Tosti er zoovele gemaakt heeft voor de licht-ontroerbaren, een Ballade van Theo van der Bijl op tekst van Deroulède (Le bon gite), een beetje te veel Schumann en een beetje te weinig van der Bijl, een onbekende, maar charmante ‘Aubade’ van Bizet, een teedere, verliefde aria uit Puccini's Fanciulla del West. Hij zong eveneens het Memorare van Alphons Diepenbrock, dat als bijvoegsel voor het eerste nummer van ‘De Beiaard’ in druk verscheen, doch hier werd uitgevoerd met piano- in plaats van orgel-begeleiding, op Italiaanschen in plaats van Latijnschen tekst; hij zong van Diepenbrock ook nog ‘Recueillement’, het prachtige vers van Baudelaire, dat mij nog naklonk in de immense zachtheid van dezen lente-avond, op de woorden en op de muziek, welke de componist gehouden heeft in dienzelfden toon van een na-droomende, stille wake, waarin elke toon de rust en de fluisteringen heeft van den avond. Reschiglian zong dit alles met zijn complete meesterschap, zijn hartstocht, zijn vocale grandezza, het eene wat gelukkiger dan het andere, soms tobbend met het Fransch en soms even met de maat, maar alles voortreffelijk, levendig en waard om bewonderd te worden.
Willem Andriessen speelde een sonate van Baldassaro Galuppi († 1785), die vergeten en behalve dat ook verouderd is. In het Largo had Andriessen een paar zijner beste intonaties en toonde, dat hij kan verrukken door zijn toucher alleen - want dit Largo is komisch van eentonigheid. Andriessen echter haalde daar fluit-tonen uit de piano, welke origineel zijn en betooverend. Zijn begeleiding van Diepenbrock's Recueillement was magnifiek: een boeiende, wazige klank, welken men nooit gehoord heeft in zulke nachtelijke schemeringen. Hij zou dezen avond de eerste geweest zijn, die Debussy's Children's Corner in zijn geheel hier uitvoerde en het speet me, dat het niet kon slagen. Er was een defect aan het rechter pedaal, dat den pianist hinderde om te spelen gelijk hij wilde. Het betrof een Steinway en het verwonderde mij, dat de firma Kettner, die behalve de Bechsteins ook de Steinways vertegenwoordigt, geen werklieden heeft om een pedaal-defect te repareeren, dat 's middags reeds opgemerkt wordt. Want dit geldt over 't algemeen niet voor een heksentoer.
Het stoorde, doch ondanks deze stoornis maakte Andriessen van het slot-nummertje, ‘Galliwogg's Cake Walk’, een meesterstuk met allerlei raffinementen. Wanneer Andriessen inziet, dat zijne toekomst als levend kunstenaar in de Fransche muziek ligt, volgt hij den ontwikkelingsgang, welke de feiten hem aanwijzen. Hij zelf immers, evenmin als iemand anders, zal mij een levend Duitsch of Oostenrijksch piano-componist kunnen citeeren, die waard is dat men er zijn talent en zijn ziel aan offert. Die componisten vindt men in het hedendaagsche Frankrijk verscheidene. Dat Andriessen als levend kunstenaar (hij is de eenige Nederlandsche pianist, die dezen titel zou kunnen gaan verdienen) zijn bestaan niet vullen kan met de gebruikelijke doode meesters, spreekt vanzelf.