Kon. Oratorium-Vereeniging: Bossi, Paradiso perduto
Er is eenige actie gekomen in de Kon. Orat. Ver. en zij schijnt een nieuwen koers te beginnen. Het tekstboekje is deze maal gedrukt op ordentelijk papier en doorschoten met annonces: Dit is een stap. De Vereeniging had nog een stap verder kunnen gaan. Waarom voert zij Bossi's Verloren Paradijs op in het Duitsch? Het werk is verschenen in 't Duitsch, in het Italiaansch, in het Engelsch en de Kon. Orat. Ver. had voor eene uitvoering in ons land geen van deze drie talen moeten kiezen. Wanneer een in 't Italiaansch gecomponeerd werk in 't Duitsch vertaald kan worden, kan het ook in het Hollandsch vertaald worden en mij dunkt, dat wij daar recht op hebben. Dat wij dit zelfs verplicht zijn aan onze voorvaderen, die van Holland geen Duitsche provincie, die van het Hollandsch geen Duitsch dialect gemaakt hebben. Dat wij dit verplicht zijn aan een gansche rij van kunstenaars, welke begint in den nevel van onbereikbare eeuwen en reikt tot nu. Dat wij dat verplicht zijn aan onze nog levende kunstenaars, aan ons zelf, die zoowel onze traditie als ons tegenwoordige leven wenschen te eerbiedigen, aan onze toekomst, welke wij ons met méér zelfbewustzijn dan het heden willen denken. Dat wij dit bovendien verplicht zijn aan de phraseologen en de woordenschermers onder ons, die zooveel lansen breken voor de onafhankelijkheid van het Vlaamsch en ons heele openbare leven zonder tegenweer laten verduitschen door eenige kortzichtige muzikanten. Dat wij het verplicht zijn aan onze eigen redelijkheid. Wanneer eene Nederlandsche Opera gewenscht is, en terecht, dan is ook een Nederlandsche Kon. Orat. Vereeniging gewenscht, eene Nederlandsche Chr. Orat. Vereeniging, eene Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst, en niet een aantal over 't geheele vaderland verbreide lichamen, waar men jaar in, jaar uit onze taal verloochent. Het ontbreekt er maar aan, dat men in onze schouwburgen het Hollandsch nog afschaft.
Om in dit opzicht een gezonden toestand te bereiken, is heel wat minder activiteit noodig van de verschillende corporaties dan voor het instudeeren van Bossi's Paradiso perduto en er zou minder moeite aan verloren gaan dan aan dit Paradijs.
Ik zou opnieuw mogen vragen, evenals bij de vertooning van Wolff Ferrari's Juweelen der Madonna, door welke handgrepen of overwegingen eene kostbare, ingewikkelde partituur als deze van Bossi eene reis door Europa maakt en ook Amsterdam aandoet. Het is geen slechte compositie, maar zoo overbodig; het is wel talentvolle muziek, doch er loopt op do wereld zoo ontzaglijk veel talent rond. Er is tegenwoordig niets goedkooper dan talent. De muziek getuigt op elke bladzijde van een buitengewoon ontwikkelde vaardigheid, maar mag het nog geprezen worden, wanneer iemand eene techniek beheerscht, welke onze overgrootvaders reeds op dezelfde basis beoefenden? Iedereen kan tegenwoordig eene zware partituur schrijven. Doch hoe komt het, dat deze Bossi, die véél gecompliceerder is dan Verdi b.v. in zijn laatste periode, véél minder bereikt, véél minder accent heeft? Het accent.... Hoeveel accent, waaruit toch blijken moet, dat een musicus persoonlijk de muziek ondergaan heeft, raakt verloren in het kweeken van honderden talenten? Onze tijd eischt individualiteit; er is geen stijl meer en de eenige stijl is persoonlijkheid. Misschien doet 't nageslacht afstand van dien hoogmoed, misschien roept een archeoloog over tweehonderd jaar dit Paradiso Perduto voor een meesterwerk uit, ons klinkt het als rethorisch gegalm, als handig maakwerk waaraan niets ontbreekt dan het idée, niets dan de klank der onrechtheid, het doorleefde geluid, dat ons slechts doorsidderen zal in de mate, waarmee het Bossi doorsidderd heeft. Die sidderingen zijn maar oppervlakkig en noch de melodie, noch de harmonie, noch de phantasie reiken verder dan de allergewoonste dagelijksche gewaarwordingen. Een auteur, die de sterren afschildert met het gepinkel van een klokkenspel, heeft voor ons geen beteekenis. Een auteur, die voor het ‘eerste gebed’ van Adam en Eva niets vindt dan een gebed, dat zelfs Gounod nadrukkelijker zou
geïntoneerd hebben, bezit slechts ‘talent’. Wij stervelingen, correspondeeren elken dag met Japan, Voor-Indië, Zuid-Afrika, Vuurland, heel ons dagelijksche leven is één grandioze telepathie geworden, wij leven elke minuut in een bewust heelal, en onze kunstenaars zouden voor het ‘eerste gebed’ van Adam en Eva geen andere visioenen hebben, dan een banale en conventioneele Kerkscène uit het midden der vorige eeuw?
Enrico Bossi is dus zeer talentvol en zeer middelmatig. De uitvoering der Kon. Orat. Vereeniging heeft dit natuurlijk niet kunnen verbloemen en liet ons vooral in het tweede deel, waar ‘De stem des Vaders’ en ‘De stem van den Zoon’ aan 't woord zijn, taaie minuten doorleven. De schildering van het Niets en de voorspelling van de schepping behooren ook tot die minuten; zelfs Satan wordt vervelend, wanneer hij in vervoeringen met orgelbegeleiding de geboorte van den eersten mensch aankondigt.
Er is echter met groote warmte, met groote toegenegenheid en ook met schittering gezongen, zoodat de muziek, als ze maar even warm klonk of schitterend, niet gehèèl onbemerkt langs ons heen toog. Dit is eene overwinning op het werk, welke door het koor der Kon. Orat. Vereeniging voortdurend behaald werd. Averkamps A-cappella-koor had de profetie en de ‘Stem des Vaders’ ter vertolking. Het klonk voortreffelijk en Averkamp sloot uitstekend aan bij den algemeenen leider Tierie. Het Concertgebouw-orchest deed prachtig en onvermoeibaar zijn zwaren plicht. Carel Butter had twee duivels voor zijn rekening (Satan en Moloch) en men had geen beteren bariton kunnen kiezen voor deze partij: er ontbrak niets aan een overweldigenden indruk dan eene goede muziek. Nelly Vertregt zong een duivel (Belial) en een engel (Uriel); wat zij in de opera nog niet genoeg is werd zij in de concertzaal volledig: eene persoonlijkheid, die niet aarzelt. Ik acht haar driemaal beter, krachtiger en volleerder alt-zangeres dan de protegées, waarmee de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst altijd voor den dag komt. De Adam van Jan Dekker kreeg te weinig karakter en Tilia Hill gaf hier haar gewoon Eva-type, een zachte, mooie sopraan. Louis Robert hoorde ik voor de tweede maal vandaag als uitnemend organist.
Het was een der beste concerten, welke de Kon. Orat. Ver. in haar laatsten tijd gaf en het verwonderde mij slechts, dat men na zoo'n uitvoering in 't minst niet over een ‘Verloren Paradijs’ getroost wordt.