Het Haagsch Trio [Willem Andriessen in Albeniz - Vioolsonate van Roussel, Trio van Ravel en werken van Granados]
Het was de eerste keer, dat ik Willem Andriessen hoorde in muziek van tijdgenooten. Toen ik enkele maanden geleden in ‘Het Muziekcollege’, een maandschriftje met de meest verschillende aangezichten, een stukje van hem las over de Sonatine van Ravel, dacht ik: ‘Zou het leven voor hem opengaan?’, omdat daar eene liefde weerklonk, welke ik vroeger noch in zijne muziek, noch in zijn spel gehoord had; geen liefde voor formules, voor abstracte noten, voor de kunsten der schoolmeesters, maar liefde voor de dingen, welke ons elken dag vervullen, die onze ziel rijker maken, ons leven schooner, warmer, amoureuser, onze persoonlijkheid sterker. Het leven is voor Willem Andriessen werkelijk opengegaan. Vroeger had hij eene buitengewone vaardigheid, doch nu speelt hij muziek. Er is om zijn toucher eene zeldzame, ongekende atmosfeer gekomen. Het is soepel geworden en kleurrijk, het vibreert van tallooze nuances, het rythme klopt als een polsslag door het geheel, als dezelfde polsslag door het miniatuur. De muziek werd bewogen als de adem van een mensch, de adem, die alle gewaarwordingen in infinitesimale schakeeringen kan uitdrukken. Zooals hij de Fête-Dieu à Seville van Isaac Albeniz vertolkte, was het technisch van de hoogste volmaaktheid, verbijsterend virtuoos en bewonderenswaardig, doch wat meer telt: het was eene evocatie van ruischenden klank, een visioen van kleur, de muziek stond in het ondefinieerbare licht van levende schoonheid; zij ademde; zij werd gedragen door die bezieling en die intuïtie, waarin elke noot bevredigt, omdat iedere noot een verlangen, een vreugde, een zucht uitdrukte, omdat hier geen pianist speelde doch een kunstenaar. Zoo subliem en verrassend was het ook in de begeleiding van Roussel's viool-sonate, en meer nog in de begeleiding van Ravel's magnifieke trio. Ik heb Willem Andriessen dikwijls bittere opmerkingen moeten maken en dikwijls betreurd, dat zijn talent zich naar het verleden wendde in
plaats van naar de toekomst. Nu meen ik dat talent niet genoeg naar waarde te kunnen huldigen. Ik heb hem bewonderd sur toute la ligne, omdat hij zich in ieder opzicht uitte als een revelatie, als een geheel nieuw mensch en omdat ik dit ontwaken niet meer verwachtte. Ik zou geen pianist kunnen citeeren, die mij de laatste jaren zóó boeide en dien ik zóó gaarne toejuichte als gisteravond Willem Andriessen. En ook van den kant der andere hoorders was zijn succes een overwinning.
Het Haagsch Trio, dat is samengesteld uit Willem Andriessen, Sam Swaap (viool) en Ch. van Isterdael (cello), kwam hier met een programma van louter noviteiten, waarvan alleen reeds het trio van Maurice Ravel eene brochure verdient, laat staan eene bespreking voor het ochtendblad. Iedere maat van dit trio immers is een wonder van vinding, in iedere maat spreekt de curieuse meester, die van het pittoreske houdt, die geestig is, die alle voluptueuse betooveringen kent, die zelfs het pittoreske nog verwarmt met eene matelooze menschelijkheid, die de geraffineerdste techniek combineert met de grootste liefde, de grootste teederheid, die in eene Passacaille (III), de vervelendste ‘vorm’, welke een vorige eeuw voortbracht, verten legt, waarbij men duizelt, vervoeringen, welke men goddelijk noemt, die muziek schrijft, waarin eigenlijk niets nieuws is, dan de ongeëvenaarde geest, welke haar schiep en volstortte met leven, muziek, welke alle regionen van de schoonheid omvat.
Naast dit Trio is de vioolsonate van Roussel een kalm en strak meesterwerk, bijna pastoraal van rust. Zij heeft een overvloed van melodie, een overvloed van streelende, zonnige klaarte en zij heeft alle karaktertrekken van goede kamermuziek: subtiel, delicaat, bekoorlijk, harmonieus, ijl en mooi als een moderne Mozart. Maar naast Ravel, Roussel en den zeer exuberanten Albeniz deed Enrique Granados ook wel zéér rustig, zéér meditatief en haast onbewogen. Het ontroerendste der muziek was, dat die zeer poëtische meester der Spaansche kunst, als slachtoffer van de getorpedeerde ‘Sussex’ een te vroegen dood vond in de zee. Wat er van hem gespeeld werd (Madrigal en Trova voor piano en violoncel, Plaintes ou la Maja et le Rossignol voor piano), was genoeg om hem te vereeren als een zeer sensitieven dichter; het was te weinig om hem voldoende te karakteriseeren, doch de eerste noten van Granados hebben hier ten minste geklonken.
Het leek me een plicht om bij dit concert vooral aan Willem Andriessen de hem toekomende hulde te brengen. Wij beschouwen Sam Swaap als een onzer beste violisten en daarom zij in 't kort vermeld, dat hij de sonate van Roussel even duidelijk als suggestief introduceerde. Charles van Isterdael had de mooiste momenten in de teedere stukjes van Granados. En met hun drieën vormden zij een trio, dat niet alleen zeer voortreffelijk samenspel gaf, doch ook de ongehoorde moeilijkheden van Ravel schitterend beheerschte.
Wij scheidden met een tot weerziens.