Seroen - Cornelis [Liederen van Diepenbrock, Debussy en Moussorgsky]
De herinnering aan de zoete extases van gisteravond zal ons inderdaad zoo gauw niet verlaten. Het was één lange droom en één lange vervoering, ‘in de schoot der godheid’ zou Wagner minstens gezegd hebben, wat wij, tijdgenooten, liever noemen een schoon avontuur van muziek, van de puurste muziek.
Seroen heeft zich overtroffen. Zij begon met de Incantation van Diepenbrock, eene elegie in simpele lijnen, waarvan elk ontroert. Diepenbrock is de meester der elegie en men zou geen componist kunnen noemen, die den weemoed om het vluchtige geluk, de altijd jong herlevende illusie, den zacht-gouden droeven schemer, de droeve stilte, waaruit elke melodie oprijst en terug-zinkt, de smartelijke resignatie, de nauwlijks schreiende hopeloosheid, de geheel vermurwde ziel, welke zingt met een accent van leed, even teeder als bitter, - men zou geen componist kunnen noemen, die al de zeldzame lyriek der elegie zoo geconcentreerd heeft als Diepenbrock in deze goddelijke mijmeringen. Behalve de Incantation was er nog de Berceuse, even strak van lijnen, even eenvoudig en klinkend uit dezelfde grondelooze verlorenheid, even eenzaam, en gedacht in diezelfde suprême sfeer van welluidende, ongestoorde schoonheid.
Seroen zong dat alles prachtig en met die onvergelijkelijke techniek gaf zij ook L'Eventail, Les Ingénus, Chevaux de Bois van Debussy, en vijf liederen uit de Scènes Enfantines, van Moussorgsky. Er behoort de buitengewoonste virtuositeit toe om zóó den tekst tot muziek en de muziek tot tekst te maken als Seroen dat deed en men moet niet alleen zangeres zijn, doch ook actrice, ook eene interessante vrouw en zelfs eene subtiele lettrée niet waar, die Mallarmé en Verlaine bewondert, om het zoo volmaakt te doen als Seroen. Ik hoop, wanneer deze kunstenares den volgenden winter nog in ons land vertoeft, dat zij behalve een Diepenbrock-avond en een Debussy-avond, een paar Moussorgsky-concerten geeft en daar de serie Sans Soleil en Chants et Danses de la Mort wil voordragen. Al onze zangeressen mogen eene verschijning als deze houden voor eene leerschool en eene revelatie.
Dit was het vijfde abonnements-concert der reeks van zes, welke de muziekhandel Van der Meer, waar men bijna alle nieuwe edities vindt der moderne Fransche muziek, gearrangeerd heeft. Evert Cornels begeleidde even bewonderenswaardig als altijd en ik zou hem met mevr. Seroen niet genoeg kunnen huldigen. Daarom kan ik den heer Van der Meer ook niet genoeg de wenschelijkheid op het hart drukken, dat hij naast zulke solisten in 't vervolg niet de eersten de besten engageert die een instrument hanteeren. Het optreden van mej. Joyce Haworth (met de viool-sonate van Lekeu nota bene!) was werkelijk te aardig en te naïef om er kwaads, maar ook te verregaand oppervlakkig en zelfs stumperig om er goeds van te zeggen. Zij paste niet in de stemming van dezen avond.