Dirk Schäfer [Eigen werken naast Chopin, Beethoven, Mozart, Debussy en Balakirew]
[21-3-1917]
Sinds verscheidene weken waren de ‘Bechstein's’ uit onze concertzaal verdwenen. De laatste exemplaren, welke ik daar hoorde, klonken niet alleen zeer slecht, doch er gebeurden zelfs ongelukjes mee en voor een goede stemming kon niemand instaan. De reden hiervan is nooit bekendgemaakt en nooit heeft een solist clementie verzocht voor de indispositie van zijn instrument, hoewel dat dikwijls noodig was. Het mag werkelijk verwonderen, hoe een even gerenommeerd als tot in den treure gepropageerd Duitsch merk gelijk ‘Bechstein’ zich in den vreemde doet vertegenwoordigen door zulke mislukte producten; dan is òf de voorraad uitgeput en niet aan te vullen, òf het beschikbaar materiaal te minderwaardig om er een dragelijke piano van te maken.
Dirk Schäfer heeft het voorbeeld van de verschillende solisten der laatste weken niet willen volgen en heeft zijn concert gegeven op een Bechstein, in plaats van een beter instrument, een Ibach (Duitsch), een Steinway (Engelsch) of een Pleyel (Fransch) te kiezen. Hij zal dit misschien motiveeren door redenen, welke met zijn aanslag in verband staan, doch ik geloof niet, dat eene persoonlijke gevoeligheid als deze zwaarder moet wegen dan de gevoeligheid van honderden hoorders, welke pijnlijk op de proef gesteld is. Wij hebben Evert Cornelis op vele soorten van piano's even virtuoos als sensitief hooren spelen en Schäfer moet dat eenvoudig ook kunnen. Het instrument, waarmee hij gisteravond zijne uitvoering gaf en dat vermeld stond als een Bechstein, was van zoo beklagenswaardige qualiteit, had in de forte's en fortissimo's een zoo afschuwelijk timbre, dat enkel eene ongeneeslijke Bechstein-manie of eene overdreven waardeering van den pianist als zoodanig (an sich!) tot dergelijke proefnemingen kan leiden op de volgzaamheid van ons publiek, dat nu eenmaal (Schäfer weet dit ook) volgzaam is grootgebracht. Uit eerbied voor elke muzikale beschaving echter moet tegen zulke vivisectie geprotesteerd worden.
Men weet hoe groote bewondering ik heb voor de buitengewone talenten van dezen pianist en het spijt mij zelf 't meest, dat deze valsche noot valt in de bewondering. Doch daar geen enkel stuk tot de volmaaktheid reikte, welke Schäfer zelf ons vroeger geleerd heeft, zou ik de waarheid en den pianist te kort doen, als ik emoties ging beschrijven, waarvan er geen enkele ongestoord bleef.
Hij speelde delicate muziek van zichzelf, zes stukjes van Chopin, de Sonate opus 54 van Beethoven, menuet-variaties van Mozart, vier nummers uit Children's Corner en twee uit de Préludes van Debussy, Islamey van Balakirew, - en dit alles is nog niet het geheele programma, een programma van den onvermoeibaren Schäfer.
De doorschijnende, subtiele, zachte en fluisterende muziek slaagde het best en klonk bijna onvergelijkelijk. De andere moge Schäfer genezen van zijn Bechstein-manie.