Gerard von Brucken Fock
Men zou geen stijl kunnen noemen, welken Gerard von Brucken Fock, de componist van ‘De Wederkomst van Christus’ en eene Symphonie niet beoefende in dezen tijd nu ieder den stijl maar voor 't kiezen denkt te hebben. Zijn oeuvre is een klein museum van curieuze en minder curieuze herinneringen aan verschillende en vele meesters. Een ‘Andante’ (Opus 9 No. 2), een ‘Melodie’ (op. 15 No. 9) is melange Schumann-Mendelssohn, ‘De Golf’ (op. 15 No. 20) is een heel kinderlijke, oude golf, vergeleken bij een van Liszt b.v., maar gemaakt van dezelfde chromatische rollers. De ‘Zee-impressie’ (nog ongenummerd) is moderner: naast de kinderlijke, oude, rollende golf zingt daar een plechtig gezang. ‘Processie’ (op. 22) speelt voor ¾ in den tijd van den basso continuo, die bij elke gewone processie hoort, Rietselpoetsel is melange Schumann-Brahms, Meisjeslied (beide uit op. 18) is Brahms met de cranerie van Strauss. In Rietselpoetsel is zelfs Orientalisme, zooals er Orientalisme is met Massenet in ‘Souvenir’ (ook uit op. 18). En Gerard von Brucken Fock met zijn museum is wel de componist, die de Nederlandsche muziek, gelijk ze moest groeien tot een wonderbaarlijk amalgama, moest groeien tot een vademecum van stijlen, tot de echte cultuur-muziek, broeikast-kunst, gelijk wij haar ook practiseeren, het best vertegenwoordigt. In ééne week kan men dikwijls in ons goed georganiseerd muzieklieven 7 stijlen hooren uit 7 hoeken van Europa en zal men dan iemand verwijten, dat zijne persoonlijkheid meewarrelt in deze waanzinnige warreling, dat zijne krachten te kort schieten om uit dat pandaemonium een eigen en sterk timbre te redden, of te fantaseeren, dat een gestalte en een karakter heeft?
Wij zijn bezig ons opnieuw te oriënteeren en het pleit voor de belangstelling en voor de vitaliteit van Gerard von Brucken Fock, dat hij ons ook daarin volgt. Want zonder eenigermate gepredisponeerd te zijn voor die zwenking, is hij zelfs bij de modernste Franschen aangeland. En wat zou dat eene waarde hebben, wanneer hij dertig jaar jonger was, wanneer hij zijn leven nog kon richten naar zijn wil, of wanneer hij zelf-critiek bezat. Maar zonder zelf-critiek zal hij met die modernste Franschen ook niet verder komen dan imitatie. En zou men iemand nog overhalen tot eenige contrôle van wat hij noteert, die in ‘Souvenir’ bij de laatste strofe:
Plane de ma mère le doux chant,
Berçant l'enfant solitaire;
Puis caressant, avec le vent,
Le tendre chant se perd dans l'atmosphère
dit ‘zacht gezang’ en dit ‘teeder gezang’ definieert met twee onsamenhangende melodie-typen, welke eene hemelbreedte van elkaar liggen? Ik twijfel er aan. Doch voor zoover wij Fransch geïntoneerde muziek hoorden van Von Brucken Fock kon zij dienen als preludium, als uitnoodiging tot die andere wereld, in zekeren zin als propaganda voor dat nieuwe geluid. Von Brucken Fock heeft vele bewonderaars, die hem ook daarheen met enthousiasme zullen volgen.
De componist speelde zelf piano en dit deed zijn werk groote schade, want deze auteur heeft geen toucher, dat ook maar even boeit. Het is slordig, primitief, ongenuanceerd en zelfs ongevoelig. In technisch opzicht schoot hij ook belangrijk te kort en slechts een zeer persoonlijk spel zou dat hebben kunnen vergoeden. Nu was het pijnlijk eentonig en gaf geen andere dan storende indrukken.
Mevrouw Seroen toonde zich prachtig gedisponeerd in het hooge register, doch beheerschte het medium, het lage register en de ademhaling dezen avond niet zoo voortreffelijk als men van deze kunstenares verwachten mocht. Het speet mij, omdat er enkele vertegenwoordigers van het Concertgebouw aanwezig waren, omdat bijna alle Amsterdamsche toonkunstenaren zich voor het concert mobiel hadden gemaakt en dit gebeurt niet dikwijls. Maar zij had weinig steun van de muziek en nog minder steun van haar begeleider, wiens naïeve en uniforme hoofd-wiegelen de eenige expressie bleef.
Het was een avond (o, luisterrijk en met veel bloemen, kransen en da-capo's), die ten slotte meer behoorde tot het verleden. Het hoogtepunt viel in het allereerste begin: ‘Les Cigales’, dat een impressionistisch meesterstukje blijft.