Josef Pembaur [Mozart, Chopin en Liszt]
Het was alsof hij speelde op twee verschillende piano's. Mozart droeg hij voor met één snaar, (una corda) om de illusie te scheppen van een klein instrument, daarna (Chopin en Liszt) gaf hij den klank met de volle golvingen der tre corde, het groote, open, koperen geluid in al zijn schakeeringen. En in Mozart hoorde men elken toon, als een pointillé van rimpellooze noten; men doorschouwde ieder accoordje, ieder arpeggio, elke melodie in haar simpelen, lieven gang; er ging geen klank verloren zoo lang het duurde en het was wèl verrukkelijk Mozart op die wijze primitief, blank en effen te hooren voordragen.
Het kan natuurlijk ook een vergissing genoemd worden, want een gedempte moderne vleugel lijkt kleiner, maar wordt tevens spichtiger, bleeker, kleurloozer en verliest het beetje gouden glans, dat uit de tonen der moderne instrumenten nog opschemert. En wij moeten dat koele getokkel dus niet vergelijken met het teedere, evocatieve ruischen van een ouden Silbermann of ook maar met een Pleyel of met een Erard van 75 jaren terug, toen elke klank een droom was, vergeleken met nu.
Van Mozart speelde hij de Phantasie in d klein, Rondo in a klein en de sonate met de zangerige variaties en de Turksche finale. Zijn Chopin was weer meesleepend en hier is Pembaur altijd bewonderenswaardig, in zijn schitterende techniek, in zijn hartstocht voor de vrij gedeclameerde melodie, in zijn veerkrachtige rythmen, in de schilderachtigheid van zijn toets. Hier is hij een meester in het oproepen van kleur en accent, een meester in het orchestreeren van den toon. De poëzie van Chopin is trouwens grandioos. Zoo'n nocturne, zoo'n barcarolle werd geschreven in den romantieken tijd, toen de nachtegalen nog meetelden in de muziek, en is Chopin's werk niet één lange, verheerlijkte Nuit de Mai?
Zaterdag kunnen wij Pembaur in dezelfde kleine zaal van het Concertgebouw, waar vele enthousiasten waren, hooren met een geheel Liszt-programma.